e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Molenbeersel

Overzicht

Gevonden: 2015
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lichttouw, lichtkoord licht: licht (Molenbeersel) Het touw, de riem of de ketting waarmee de licht in werking wordt gesteld. Zie ook afb. 85. [N O, 23f; A 42A, 28; Vds 112; Jan 146; Coe 130; N D, 33 add.] II-3
lied, liedje liedje: le.tsjə (Molenbeersel), dim.  lēṭə (Molenbeersel), verkleinwoord  lētje (Molenbeersel) Een lied, een liedje. [ZND 30 (1939)] || liedje [RND] || Liedje. [ZND m] III-3-2
lies lies: lēs (Molenbeersel), vliem: vlēm (Molenbeersel) de lies (plooi van de dij) [ZND 30 (1939)] || De twee huidplooien die de grens vormen tussen het onderste gedeelte van de buik en het bovenste gedeelte van het been. Zie afbeelding 2.28. [JG lb; N 8, 32.10] I-9, III-1-1
lieveheersbeestje kevelaarvrouwtje: ook in ZND 16, 006  kēͅvəlēͅrvrouke (Molenbeersel), onzelievevrouwebeestje: ook in ZND 16, 006  onzelievevrouwebeestje (Molenbeersel) lieveheersbeestje [ZND 05 (1924)] III-4-2
liggen liggen: legən (Molenbeersel) liggen [ZND 25 (1937)] III-1-2
ligger ligger: leqǝr (Molenbeersel), ligger (Molenbeersel) De onderste, stilliggende molensteen. [N O, 17d; A 42A, 32; N D, 6; Sche 48; Vds 86; Jan 120; Coe 97; Grof 118; monogr.] II-3
lijkbidder lijkbidder: znd 1 a-m; znd 30, 25;  lékbééjər (Molenbeersel, ... ) lijkbidder [ZND 30 (1939)] || lijkbidder (fr. croquemort) [ZND 01 (1922)] III-2-2
lijken luiken: lūkǝ (Molenbeersel) De touwen die in de rand van elk zeil zijn ingenaaid en waarmee het zeil aan de kikkers van de roede enerzijds en aan de toppen van de scheien anderzijds wordt vastgemaakt. [N O, 5b; A 42A, 70; monogr.] II-3
lijnzaadmeel lijzendmeel: lēzǝntjmɛ̄ǝl (Molenbeersel) De gedroogde pulp die overblijft na het slaan van de olie uit het lijnzaad. Het meel wordt als veevoeder gebruikt. Indien in samenstellingen met lijnzaad- dit woorddeel onverkort is gebleven en gelijk aan de opgave voor lijnzaad in dat lemma, dan is hier naar de variant van het lemma Lijnzaad, Vlaszaad verwezen. Voor de typen lijzend en lijzens naast lijzaad zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31] I-5
liniaal regel: eͅnə rēgəl (Molenbeersel) Een liniaal (om rechte lijnen te trekken). [ZND 30 (1939)] III-3-1