e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Molenbeersel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
met steengruis verharde weg steenweg: stɛi̯nwēx (Molenbeersel) In vraag L 24, 28b werd uitdrukkelijk gevraagd naar een naam voor de weg die met steengruis was bedekt. De woordtypen koolassenweg, assenweg e.a. wijzen op een andere bedekking dan steengruis. Macadam is een recentere vorm van een wegdeklaag. [L 24, 28b] I-8
met volle zeilen volle zeil: vǫlǝ zęjl (Molenbeersel) Gezegd van een molen wanneer alle zeilen bijgezet zijn. Zie ook afb. 44D. [N O, 7f; N O, 7e; N O, 7c; A 42A, add.] II-3
met vollen eggen met twee vollen [eggen]: met twiǝ vǫlǝ (Molenbeersel), met vollen [eggen]: męt ˲vǫlǝ (Molenbeersel), met één vol [eggen]: met˱ ęi̯n vǫl (Molenbeersel) Manier van eggen waarbij men na het keren de volgende egbaan niet meteen bij de vorige laat aansluiten. Men laat tussen de baan die op de heenweg geëgd werd, en de baan die men op de terugweg trekt, telkens een strook ongeëgd liggen. Die strook kan in breedte variëren. Op de volgende heenweg wordt die strook of een deel daarvan "vol" geëgd. Op de volgende terugweg laat men dan weer een strook onbewerkt. Men kan telkens één "vol" laten liggen, maar ook twee of meer; zie de afb. 74, 75 en 76. Er wordt a.h.w. in spiraalachtige ronden geëgd. Dit doet men vooral om op de einden van de akker ruimer en sneller te kunnen draaien. Het paard hoeft dan minder stappen te zetten en de eg hoeft daarbij niet omgelegd of omgetrokken te worden. Voor het werkwoordelijk deel van de meeste termen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting op het lemma ''eggen''.' [JG 1a + 1b + 1c + 2c; N 11, 83; N 11A, 176b; monogr.] I-2
met vuur spelen met vuur spelen: met veur speulen is gevoarlek (Molenbeersel) Met vuur spelen is gevaarlijk. [ZND 37 (1941)] III-3-2
metselaar metselaar: mɛ ̝tsǝlē̜r (Molenbeersel) Ambachtsman die metselwerk verricht. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'metselen' en 'handlanger'. [Wi 2; S 23; L 1a-m; L 17, 30; L B1, 103; RND 46; N 30, 1a; N 95, 159; monogr.; Vld] II-9
miauwen miauwen: mi’oͅuə (Molenbeersel) miauwen [Goossens 1b (1960)] III-2-1
middag (s middags) middag: middeg (Molenbeersel) middag [ZND 38 (1942)] III-4-4
middagmaal middag, de -: midəx (Molenbeersel) namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 12 uur [ZND 18G (1935)] III-2-3
middelste kegel koning: de keuning (Molenbeersel) Hoe heet de middelste kegel in het kegelspel? [ZND 36 (1941)] III-3-2
middendeel van het paard pens: pɛ.ns (Molenbeersel), romp: ro.mp (Molenbeersel) De middel- of middenhand van het paard, in tegenstelling met ''voorste deel van het paard tot achter de voorbenen'' (3.1.3) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [JG 1a, 1b; N 8, 12] I-9