e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Molenbeersel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
proces-verbaal proces (<fr./lat.): də krīchs ə pərseͅs (Molenbeersel), proces-verbaal: du kriegst e proces verbaal (Molenbeersel) Proces-verbaal. [ZND 05 (1924)] III-3-1
pronkveer op een hoed pluim: -, pleumke (Molenbeersel), veer: vēͅr, vēͅrkə (Molenbeersel) Pluim, pluimpje. [ZND 05 (1924)] III-1-3
proppenschieter knaptoet: knaptoet (Molenbeersel, ... ), lange oe  ən knaptoet (Molenbeersel) Een klakkebus (cilindervormig kinderspeeltuig van uitgehold vlierout, waarmede een prop wordt weggeschoten). [ZND 08 (1925)] || Klakkebus; cilindervormig kinderspeeltuig van vlierhout. [ZND 15 (1930)] III-3-2
provisiekast, etenskast etenskast: ēͅtəskast (Molenbeersel, ... ), schap: šap (Molenbeersel) een schaprade, schapraai (etenskast) [ZND 06 (1924)] || spinde [ZND 07 (1924)] III-2-1
punt van het blad van de zeis tip: tøp (Molenbeersel) De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-3
purper paars: peers (Molenbeersel) Hoe heet de kleur, die de overgang vormt tussen rood en blauw; de kleur van de bekleedsels die in de Goede Week over de kruisbeelden worden gehangen? [ZND 38 (1942)] III-3-3
putter distelvink: distelvink (Molenbeersel), putter: putter (Molenbeersel) distelvink || putter III-4-1
raadsel(tje) raadsel(tje): bijna altijd het verkleinwoord gebruikt  e reutselke (Molenbeersel) Een raadsel. [ZND 06 (1924)] III-3-2
raam raam: ram (Molenbeersel), venster: venstǝr (Molenbeersel  [(+)]  ) Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.] II-9
raamvleugel vensterraampje: venstǝrrē̜mkǝ (Molenbeersel) Het draaiend deel van een raam. In L 270 bestond in oudere huizen een raam uit twee gedeelten. Het bovenstuk van zo'n raam kon naar binnen worden opengeklapt. Men noemde dit het 'bovenlicht' ('bǭvǝlēx'). Zie ook het lemma 'Bovenlicht'. [N 55, 40b; A 46, 10b; monogr.] II-9