e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Molenbeersel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rookvlees gerookt: geruikt (Molenbeersel) stuk rundvlees dat gerookt is [DC 48 (1973)] III-2-3
room room: rou̯m (Molenbeersel), rǝūm (Molenbeersel), verzamelfiche, ook mat. van ZND 14 vraag 22a = zoet en 22b = zuur  rəūm (Molenbeersel) Het vette deel van de ongekookte melk dat boven komt drijven, als men de melk rustig laat staan. [N 6, 15a; N 16, 17; L 6, 15; L 14, 22; JG 1a, 1b, 2c; A 7, 15; A 39, 7a; Wi 53; Gwn 10, 1; monogr.] || room van de melk (het vette deel) [ZND 06 (1924)] I-11, III-2-3
roos (rode uitslag) roos: rūas (Molenbeersel) hij heeft de roos (ziekte, rode uitslag, vooral in het gezicht; fr. érysipèle) [ZND 06 (1924)] III-1-2
roos (rosa) roos: ruəzən (Molenbeersel) rozen [RND] III-2-1
rosmolen manège (fr.): mǝnē.zi (Molenbeersel) De oudste machine die voor het dorsen werd gebruikt. Een paard leverde hier de drijfkracht. Algemeen wordt onder manège een constructie verstaan bestaande uit een vertikale as die door een horizontale boom, waar een paard is voorgespannen, in beweging wordt gebracht. Door middel van een kardan-koppeling wordt die draaiende beweging doorgegeven aan een horizontale as die door de wand van de schuur naar een machine werd geleid en deze aandrijfkracht leverde. In dit geval wordt door de rosmolen een trommel aangedreven waarin de halmen gedorst werden. Vergelijk ook het lemma ''rosmolen'' in de aflevering over de molenaarsterminologie, wld II,3, blz. 163.' [N 14, 7; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
rozenbottel papenkul: papekulle (Molenbeersel) rozebottel [ZND 02 (1923)] III-4-3
rug rug: röG (Molenbeersel), rök (Molenbeersel), rø̜k (Molenbeersel), rø̜q (Molenbeersel), røͅg (Molenbeersel) Het gedeelte van de huid dat de rug bedekt. Zie afb. 1. [N 60, 3h; N 36, 6a] || rug [ZND 06 (1924)], [ZND m] || Zie afbeelding 2.29. [JG 1a, 1b; N 8, 12] I-9, II-10, III-1-1
rug van het blad van de zeis rug: rø̜x (Molenbeersel) De opstaande stevige rand aan de buitenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 5. [N 18, 68e; JG 1a, 1b] I-3
ruiken ruiken: ry(3)̄kən (Molenbeersel) rieken [ZND 25 (1937)] III-1-1
ruilen (als spel) omtuisen: uomtūsə (Molenbeersel), tuisen: tūsə (Molenbeersel), tŭəsə (Molenbeersel) Tuischen, vertuischen. (Gebruikt men deze woorden en in welke beteekenis: ruilen, verkoopen, schacheren, kaartspelen, enz.?) [ZND 08 (1925)] || Tuischen. [ZND m] III-3-2