e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Molenbeersel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
treuzelaar klommelaar: wāt ənə klouməlɛ̄r (Molenbeersel) Wat een treuzelaar! [ZND 08 (1925)] III-1-4
treuzelen klommelen: hĕ zĭt tao tə kloumələ (Molenbeersel), sukkelen: eͅ zāt rao tə søgələ (Molenbeersel), trokelen: de kan trokelen (Molenbeersel) Die jongen kan treuzelen (hij doet alles langzaam en verdroomt zijn tijd; geef de gemeenzame dialectwoorden en uitdrukkingen aan om dit uit te drukken). [ZND 37 (1941)] || Hij zit daar te sammelen (dralen, langzaam en aarzelend praten of handelen). [ZND 06 (1924)] || Hij zit daar te treuzelen (talmen, zeer langzaam handelen). [ZND 08 (1925)] III-1-4
troef troef: trōēf (Molenbeersel) Troef: Harten is troef. [ZND 08 (1925)] III-3-2
trommeltje trommetje: trömkə (Molenbeersel) trommeltje [RND] III-3-2
trommelzucht opgestijfd (volt. deelw.): ǫpxǝstīft (Molenbeersel) Een sterke gasophoping in de pens bij koeien vooral veroorzaakt dor het eten van nat of bedauwd gras en klaver. Deze trommelzucht belet, door druk op de longen, de ademhaling en leidt tot hevige benauwdheid die de dieren kan doen stikken (Berns 1983, blz. 129). Zie ook het lemma ''trommelzucht'', ''meteorisme'' in wbd I.3, blz. 468-471. [N 3A, 90; L 23, 1c; A 48A, 6; N C add.; monogr.] I-11
trots groots: gryts (Molenbeersel) groots [ZND 24 (1937)] III-1-4
tuieren tuieren: tø̜i̯ǝrǝ (Molenbeersel) Een koe of geit laten grazen aan een touw dat met een paal in de grond bevestigd is. Men doet dit om het af te grazen stuk grasland te beperken. [N 3A, 14h; N 14, 71; L 27, 5; A 17, 20; JG 1c, 2c; Vld.; monogr.] I-11
tuierpaal tuierstaak: tø̜i̯ǝrstāk (Molenbeersel) De tuierpaal is een houten of ijzeren paal die men met de tuierhamer in de grond slaat en waaraan de koe of geit wordt vastgebonden. [N 14, 72 en 73a; N 3A, 14h; JG 1c, 2c; L 40, 21a; L B2, 286; A 17, 20; monogr. add. uit N 14, 71] I-11
tuigleer, zadelleer koevel: kuvɛl (Molenbeersel) Het leer zoals de zadelmaker dat van de looier betrekt. Het is bestemd voor zadel, haam en riemen van paarden. Het woordtype bloot duidt op huid of vel waarvan de haren verwijderd zijn. [N 36, 1; Li 1963, 45] II-10
tuin hof: hōf (Molenbeersel, ... ) hof [ZND 01 (1922)], [ZND 04 (1924)] III-2-1