26265 |
vangtrommel |
praamrol:
prāmrǫl (L319p Molenbeersel)
|
Het rondsel, de windas of de katrol waarover de vangketting of het vangtouw loopt in molens zonder vangstok. Zie ook afb. 56. [N O, 12r; A 42A, 84 add.]
II-3
|
18808 |
vanzelfsprekend |
natuurlijk:
det is nateurlijk (L319p Molenbeersel)
|
Dat is natuurlijk. [ZND 37 (1941)]
III-1-4
|
21254 |
varen |
varen:
vārə (L319p Molenbeersel, ...
L319p Molenbeersel,
L319p Molenbeersel,
L319p Molenbeersel)
|
varen [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|
34297 |
varken |
varken:
vęrkǝ (L319p Molenbeersel),
vɛ.rǝkǝ (L319p Molenbeersel),
vɛrǝkǝ (L319p Molenbeersel)
|
Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s]
I-12
|
34316 |
varken van acht tot twaalf weken |
scheut:
sxø̄t (L319p Molenbeersel),
š˙ø̄t (L319p Molenbeersel)
|
De benamingen duiden doorgaans op een big van acht tot twaalf weken. Het gewicht van dit varken varieert van ongeveer 30 kg tot ongeveer 50 kg. [N 19, 4a; N 76, 3c; N C, 9c; JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49b; L 37, 49e; L 3, 2b; L 1a-m; A 4, 4b; Gwn; monogr.; N C, add.; N 19, Q 111 add.]
I-12
|
34363 |
varkens mesten |
masten:
mastǝ (L319p Molenbeersel)
|
Het vetmesten van varkens totdat ze geschikt zijn voor export of slacht. [N 76, 37c; JG 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
33391 |
varkensstal, varkenshok |
varkenskot:
vɛ.rǝkǝskǫt (L319p Molenbeersel)
|
De stal of het deel van de stal waarin zich de varkenshokken bevinden. Doorgaans wordt er geen onderscheid gemaakt in de aanduiding van de stal in de zin van het gebouw of deel daarvan en in die van het hok, de houten constructie waarin de varkens zich bevinden. De opgaven waarbij wèl is aangegeven dat zij betrekking hebben op het houten hok, staan achter in het lemma bijeen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.3). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5A, 60a en 60b; N 5, 105c; A 10, 9d en 9e; L 38, 27; S 39 en 50; monogr.]
I-6
|
33393 |
varkenstrog |
trog:
trōx (L319p Molenbeersel)
|
De vaste voerbak in een varkenshok voor het vloeibare voedsel. [N 5A, 60d; A 4, 4d; L 8, 19; L 20, 4d]
I-6
|
34272 |
vaste uitwerpselen |
keutelen:
kø̄.tǝlǝ (L319p Molenbeersel),
schaapskeutelen:
šōpskø̄tǝlǝ (L319p Molenbeersel)
|
In de vragen L 20, 22f en A 4, 22f werd ook gevraagd naar het gebruik van schapenmest. Uit de antwoorden blijkt dat schapenmest kon dienen als bemesting in het algemeen en als weiland- en bloembemesting. Ook vermengde men schapenmest met stalmest. Schapenmest werd wel eens gebruikt om stokbomen in te planten. [N 77, 122; L 20, 22f; A 4, 22f; A9, 24c] || Vaste uitwerpselen van vee. [JG 1a, 1b; A 9, 24e; A 9, 28c; monogr.]
I-11, I-12
|
22648 |
vastenavond |
fooidag:
de vujdāX (L319p Molenbeersel),
vastelavond:
vastəloͅ.vənṭ (L319p Molenbeersel),
vuistəloͅ.vənṭ (L319p Molenbeersel),
vastenavond:
vastenaovent (L319p Molenbeersel)
|
t Is Vastenavond. [ZND 08 (1925)] || vastenavond [RND]
III-3-2
|