e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Molenbeersel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vingerlid lid: leed van de vinger (Molenbeersel) lid van de vinger [ZND 37 (1941)] III-1-1
vink boekweitvink: bokesvink (Molenbeersel), botvink: bootvink (Molenbeersel, ... ), botvinkje: bo:tvinkskə (Molenbeersel) botvink || vink [ZND 43 (1943)] III-4-1
violier flier: fleere (Molenbeersel), muurbloem: moorbloem (Molenbeersel), moorbloeme (Molenbeersel), violier: flērə (Molenbeersel) Cheiranthus cheiri, Fr. Giroflée des murailles [ZND 15 (1930)] || Violier (Matthiola incana (L.) R.Br.). Sierplanten, meestal met langwerpige, gaafrandige bladeren; grijsachtig door de dichte beharing. De bloemen zijn verschillend gekleurd, maar niet geel, meestal paarsrood. Dik van blad en vaak met dubbele bloemen. Hau [ZND 15 (1930)] I-7, III-2-1
vishengel vissengarde: vɛsəgɛ.rt (Molenbeersel) Een lange stok om mee te vissen. [ZND 23 (1937)] III-3-2
vlaams vlaams: Floͅms (Molenbeersel), hĕ kan vlaoms kalə (Molenbeersel), vlōͅms (Molenbeersel) Hij kan Vlaams (Diets, Duuts) praten. [ZND 08 (1925)] || vlaams [ZND 23 (1937)] III-3-1
vlaamse gaai markolf: merkeuf (Molenbeersel), merkof (Molenbeersel), Lat: Garrulus glandarius rufitergum Hartert  merkkof (Molenbeersel) eikelgaai || gaai || vlaamse gaai III-4-1
vleermuis vleermuis: flērmūs (Molenbeersel) vleermuis [ZND 08 (1925)] III-4-2
vlees vlees: vlêîijs (Molenbeersel) vleesch [ZND 07 (1924)] III-2-3
vlees conserveren zouten: zǭtǝ (Molenbeersel) Meestal gebeurt dit conserveren door het vlees te zouten, te drogen of te roken, waardoor het vocht uit het vlees trekt. Moderner is de methode om het vlees in te vriezen. De respondent van L 413 vermeldt dat het vlees even wordt rondgedraaid in hete azijn. [N 28, 100; L 8, 128b; monogr.] II-1
vleesmade, larve van de bromvlieg made: maai (Molenbeersel) made [ZND 38 (1942)] III-4-2