e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Molenbeersel

Overzicht

Gevonden: 2015
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gemakkelijk gemakkelijk: ook materiaal znd 23, 77  xəmē̞kələk (Molenbeersel) gemakkelijk [ZND 01 (1922)] III-1-4
gemeen gemeen: ook materiaal znd 23, 79  gəmeͅi̯̞n (Molenbeersel) gemeen (smerig, slecht) [ZND 01 (1922)] III-1-4
gemeente gemeent: gəmejnt (Molenbeersel), gəmäint (Molenbeersel), gemeente: gəmäind⁄ə (Molenbeersel) gemeente [ZND 24 (1937)], [ZND m] III-3-1
gemeentehuis gemeentehuis: gəmäintənus (Molenbeersel) gemeentehuis [ZND 24 (1937)] III-3-1
gemene vrouw kwaad wijf: des ə kwaot wīf (Molenbeersel), serpent: tĕs ə sĕrpənt (Molenbeersel) Dat is een kwaad wijf. [ZND 08 (1925)] || t Is een venijn (kwaad wijf). [ZND 08 (1925)] III-1-4
gepachte hoeve, pachtgoed geleg: [geleg] (Molenbeersel), pachthof: pɛxthōf (Molenbeersel) Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1] I-6
geprimeerde stier prijsstier: prīsstēr (Molenbeersel) Stier die prijzen en andere bekroningen heeft behaald. [JG 1a, 1b] I-11
geronnen melk zure melk: zūr mɛlk (Molenbeersel) Melk die door het lange staan dik en zuur is geworden. [L 2, 7; A 7, 15; monogr.] I-11
gerookt spek gerookt: geruikt (Molenbeersel) spek dat gerookt is [DC 48 (1973)] III-2-3
gerst gerst: gē̜.st (Molenbeersel), gē̜s (Molenbeersel) Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.] I-4