18233 |
horloge |
horloge:
horlūəžə (L319p Molenbeersel),
ən goŭwə ørlozī (L319p Molenbeersel)
|
een gouden horloge [ZND 27 (1938)] || horloge [ZND m]
III-1-3
|
21459 |
houden van |
liefhebben:
ēmant lēfhøbə (L319p Molenbeersel)
|
Iemand liefhebben, gaarne zien, v. iem. houden [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
22183 |
houtduif |
bosduif:
boschduif (L319p Molenbeersel),
bosduif (gew.uitspr.) (L319p Molenbeersel),
dikke duif:
dikke duif (L319p Molenbeersel),
woudduif
dikke duif (L319p Molenbeersel)
|
houtduif
III-4-1
|
34375 |
houten raamwerk |
jok:
jōk (L319p Molenbeersel)
|
Toestel van stokken vervaardigd dat men sommige dieren b.v. varkens om de hals doet om ze te beletten door hagen te breken. [L 36, 29; monogr.]
I-12
|
32083 |
houtlijm |
lijm:
līm (L319p Molenbeersel)
|
In het algemeen de lijm waarmee houten delen met elkaar verbonden worden. Aanvankelijk moesten de ingrediënten van de houtlijm door de timmerman zelf worden vermengd en verwarmd. Later kwamen er soorten die met water aangemaakt konden worden. Als bestanddelen werden onder meer visafval en beenderen gebruikt. Houtlijm die verwarmd moest worden, werd in de vorm van platen en korrels verkocht. Zie ook afb. 150. [L 30, 26a; N 54, 1b-i; monogr.]
II-12
|
34595 |
houtrong |
houtbok:
hǫu̯t˱bok (L319p Molenbeersel)
|
Werd vooraan op de hoogkar geplaatst wanneer men hout wilde vervoeren. De houtrong bestaat uit een rongblok, twee rongstokken en een raam. De twee rongstokken bevinden zich aan weerszijden van het rongblok; het rechthoekig of trapeziumvormig raam staat in het midden op het rongblok. Dit raam beschermt het paard tegen de druk van de lading, terwijl de rongen de lading op haar plaats houden. Hoewel bij heel wat opgaven een betekenisaanduiding gegeven wordt, is het vaak onduidelijk of twijfelachtig wat er precies bedoeld wordt, omdat sommige woordtypen zowel als benaming voor "houtrong in zijn geheel" als voor "rongblok" en "raam" voorkomen. Toch is hier gekozen voor een vierdeling van het lemma: de opgaven waarbij geen betekenisindicatie gegeven werd, zijn vooraan geplaatst; de opgaven waarbij die indicatie er wel was, zijn naargelang de betekenis ondergebracht onder A. de houtrong in zijn geheel, B. het rongblok of C. het raam. [N 17, 7a-b + 40 + add; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2c]
I-13
|
19629 |
houtskool |
krik:
krek (L319p Molenbeersel, ...
L319p Molenbeersel),
krikkensprinkels:
krekəspreŋkəls (L319p Molenbeersel)
|
houtskool [ZND 01 (1922)], [ZND 22 (1936)]
III-2-1
|
24170 |
houtsnip |
bossnep:
boschsnep (L319p Molenbeersel),
bossnep (L319p Molenbeersel)
|
houtsnip
III-4-1
|
31803 |
houtsplinter |
splinster:
splęnštjǝr (L319p Molenbeersel),
splinter:
splentjǝr (L319p Molenbeersel)
|
Afgesprongen of afgeslagen klein stukje hout. [N 55, 188a-b; RND 6; L monogr.; monogr.]
II-12
|
24329 |
houtworm |
made:
de maai zit int hout
maai (L319p Molenbeersel)
|
houtworm, memel [ZND 38 (1942)]
III-4-2
|