e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Molenbeersel

Overzicht

Gevonden: 2015
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klepel hamer: den hāmər vanŋ klok (Molenbeersel) De klepel van de klok. [ZND 28 (1938)] III-3-3
kletsen babbelen: ongunstige bijklank  babbelen (Molenbeersel) praten, klappen, kallen [ZND 36 (1941)] III-3-1
kletsoor kersool: kerdžūɛl (Molenbeersel), krekkesjool: krekkesjool (Molenbeersel) Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14] I-10
kletswijf saaiel: ən sājəl (Molenbeersel) Hoe heet een vrouw die veel babbelt [ZND 27 1938)] III-3-1
kleurx kleur: klōͅr (Molenbeersel, ... ) kleur [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] III-4-4
klierziekte klieren: kleere (Molenbeersel), kleèren (Molenbeersel), De meeste informanten vertalen enkel het zinnetje hij heeft klieren (in de hals) zonder een speciale benaming voor deze klieren op te geven.  klērə (Molenbeersel), sint-markoen: sent mərkûn (Molenbeersel) hij heeft klieren (in de hals). Bestaat hiervoor een speciale volksnaam ? [ZND 28 (1938)] || hoe heet de klierziekte die gezwellen in de hals veroorzaakt, die dan soms opengaan ? [ZND 36 (1941)] || koningszweer (kliergezwellen aan de hals, ook St-Marcoen geheten, Fr. scrofules) [ZND 05 (1924)] III-1-2
klikspaan bletser: voor een jongen  bletscher (Molenbeersel), bletswijf: voor een meisje  bletschwief (Molenbeersel) klikspaan; Iemand die daar een gewoonte van maakt is een ...... [DC 48 (1973)] III-3-1
klimop wintergroen: -  wintjergreun (Molenbeersel) klimop [ZND 36 (1941)] III-4-3
klomp klomp: klomp (Molenbeersel), o = oo korter uitgesproken  klomp (Molenbeersel) In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.] || klomp; Hoe heet een houten schoeisel (fr. sabot)? [ZND 36 (1941)] II-12, III-1-3
kluit kluit: kluute (Molenbeersel) bollen die gevormd worden uit kolengruis, leem en water [ZND 36 (1941)] III-2-1