23215 |
klepel |
hamer:
den hāmər vanŋ klok (L319p Molenbeersel)
|
De klepel van de klok. [ZND 28 (1938)]
III-3-3
|
21353 |
kletsen |
babbelen:
ongunstige bijklank
babbelen (L319p Molenbeersel)
|
praten, klappen, kallen [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
33997 |
kletsoor |
kersool:
kerdžūɛl (L319p Molenbeersel),
krekkesjool:
krekkesjool (L319p Molenbeersel)
|
Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14]
I-10
|
21337 |
kletswijf |
saaiel:
ən sājəl (L319p Molenbeersel)
|
Hoe heet een vrouw die veel babbelt [ZND 27 1938)]
III-3-1
|
25029 |
kleurx |
kleur:
klōͅr (L319p Molenbeersel, ...
L319p Molenbeersel)
|
kleur [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)]
III-4-4
|
18065 |
klierziekte |
klieren:
kleere (L319p Molenbeersel),
kleèren (L319p Molenbeersel),
De meeste informanten vertalen enkel het zinnetje hij heeft klieren (in de hals) zonder een speciale benaming voor deze klieren op te geven.
klērə (L319p Molenbeersel),
sint-markoen:
sent mərkûn (L319p Molenbeersel)
|
hij heeft klieren (in de hals). Bestaat hiervoor een speciale volksnaam ? [ZND 28 (1938)] || hoe heet de klierziekte die gezwellen in de hals veroorzaakt, die dan soms opengaan ? [ZND 36 (1941)] || koningszweer (kliergezwellen aan de hals, ook St-Marcoen geheten, Fr. scrofules) [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|
21469 |
klikspaan |
bletser:
voor een jongen
bletscher (L319p Molenbeersel),
bletswijf:
voor een meisje
bletschwief (L319p Molenbeersel)
|
klikspaan; Iemand die daar een gewoonte van maakt is een ...... [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
24581 |
klimop |
wintergroen:
-
wintjergreun (L319p Molenbeersel)
|
klimop [ZND 36 (1941)]
III-4-3
|
18230 |
klomp |
klomp:
klomp (L319p Molenbeersel),
o = oo korter uitgesproken
klomp (L319p Molenbeersel)
|
In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.] || klomp; Hoe heet een houten schoeisel (fr. sabot)? [ZND 36 (1941)]
II-12, III-1-3
|
19469 |
kluit |
kluit:
kluute (L319p Molenbeersel)
|
bollen die gevormd worden uit kolengruis, leem en water [ZND 36 (1941)]
III-2-1
|