20526 |
eierkoek |
eierkoek:
érkoek (P214p Montenaken)
|
eierkoek [ZND 34 (1940)]
III-2-3
|
21008 |
eierpannenkoek |
eierkoek:
hetzelfde als pannekoek
eerkoek (P214p Montenaken)
|
pannenkoek [ZND 40 (1942)]
III-2-3
|
24478 |
eik |
eikenboom:
ei̯kəboeəm (P214p Montenaken)
|
eikenboom [ZND 34 (1940)]
III-4-3
|
24479 |
eikel |
eikel:
iekel (P214p Montenaken)
|
eikel [ZND 34 (1940)]
III-4-3
|
24142 |
ekster |
eksel:
eksel (P214p Montenaken)
|
ekster [ZND 39 (1942)]
III-4-1
|
28846 |
elastiek |
elastiek:
elǝstek (P214p Montenaken),
ɛlǝstek (P214p Montenaken)
|
Band- of koordvormig stuk gummi. Elastiek komt voor als enkele draad of als gevlochten of geweven band, in verschillende breedten, en het kent vele toepassingen. [N 59, 42; N 62, 61; L 34, 86; MW; monogr.]
II-7
|
24970 |
elders, ergens anders |
ergerans anders:
ergerans aanes (P214p Montenaken)
|
Overvloed. Hier vindt ge die planten niet, maar elders (ergens anders, ievers, ...) groeien ze in overvloed. [ZND 44 (1946)]
III-4-4
|
19685 |
elektriciteit |
elektriek:
elentriek (P214p Montenaken)
|
electriciteit [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
21257 |
elektrische tram |
elektrieken tram:
elentrieken tram (P214p Montenaken),
ellentreken tram (P214p Montenaken)
|
Een electrische tram. [ZND 34 (1940)]
III-3-1
|
18829 |
ellende (lijden) |
ellende:
e zit ɛn de ellende (P214p Montenaken),
E⁄s in d ⁄ellende (P214p Montenaken),
Ig ben zik van d⁄ellende (P214p Montenaken),
misre:
ich bɛn zik van misere (P214p Montenaken)
|
Hij zit in de ellende. [ZND 35 (1941)] || Ik ben ziek van ellende. [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|