23549 |
acoliet |
acoliet:
akoliet (L382p Montfort),
misdienaar:
mesdeener (L382p Montfort)
|
Een acoliet, een oudere misdienaar. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17630 |
adamsappel |
keelknop:
kaelknōūp (L382p Montfort)
|
adamsappel [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24438 |
adder |
adder:
adder (L382p Montfort),
aor (L382p Montfort),
WLD
àdder (L382p Montfort)
|
Hoe noemt u een slang met een verlengde hals, een korte gedrongen romp en een korte staart. De snuit heeft een vlakke bovenkant. Het schubbenkleed is zwart of donkergrijs met een zigzagstreep over de rug en een X-teken op de kop. Zijn lengte is tot 70cm ( [N 83 (1981)] || nadder (adder) [SGV (1914)]
III-4-2
|
24774 |
adelaarsvaren |
bedvaren:
WLD
bedvare (L382p Montfort),
bosvaren:
-
bosvaren (L382p Montfort, ...
L382p Montfort),
varen:
eigen spelling
vaarən (L382p Montfort)
|
adelaarsvaren [DC 60a (1985)] || Adelaarsvaren, (pteridium aquilinum). Grote, forse varenplant met een dikke, zwarte, diep in de grond kruipende wortelstok, waarin van afstand tot afstand sterk samengestelde veren rijzen, die op gunstige groeiplaatsen wel meer dan 2 m hoog kunnen worden. [N 92 (1982)]
III-4-3
|
17781 |
adem |
adem:
aom (L382p Montfort),
asem:
aosem (L382p Montfort)
|
adem [SGV (1914)]
III-1-1
|
17685 |
ademen |
ademhalen:
aom haole (L382p Montfort),
asemen:
aoseme (L382p Montfort),
aosemen (L382p Montfort)
|
ademen [N 10a (1961)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
17682 |
ader |
ader:
aor (L382p Montfort, ...
L382p Montfort),
aore (L382p Montfort)
|
ader [N 10a (1961)], [SGV (1914)] || aderen [SGV (1914)]
III-1-1
|
24464 |
admiraalsvlinder |
bruine vlinder:
broene vlinder (L382p Montfort)
|
admiraal of atalantavlinder [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
23767 |
advent |
advent (<lat.):
advent (L382p Montfort, ...
L382p Montfort)
|
De tijd van vier zondagen voor Kerstmis (Advent, kleine vasten). [N 96C (1989)]
III-3-3
|
19803 |
afdak |
afdak:
aafdaak (L382p Montfort)
|
afdak [SGV (1914)]
III-2-1
|