32201 |
draaiguts |
draaiguts:
drē̜jgøts (L382p Montfort)
|
De holronde beitel die tijdens het draaien wordt gebruikt voor het aanbrengen van profielen op de naaf. De draaiguts rust daarbij op de leunspaan van de draaibank. Zie ook afb. 183. [N G, 26b; N 53, 39e]
II-12
|
33727 |
draaihek |
hek:
hęk (L382p Montfort)
|
Een hek dat op scharnieren of haken draait aan de ingang van een wei, gemaakt van prikkeldraad of houten latten. [N 14, 68a; N M, 5; A 25, 5d; L B 19, 6; monogr.]
I-8
|
24950 |
draaikolk |
draaikolk:
drej kouk (L382p Montfort),
drèjkolk (L382p Montfort),
(m.).
dre.jk‧ouk (L382p Montfort)
|
kolk, plaats in water waar een snel ronddraaiende stroom is die voorwerpen kan meeslepen en naar beneden trekken [willing, wieling, waal, wolf, draaipol] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
22680 |
draaiorgel |
lier:
lier (L382p Montfort)
|
Een draaiorgel dat op de rug gedragen wordt [lier]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
24311 |
dracht, drachtig zijn |
dracht:
dracht (L382p Montfort),
ww. is drachtig:
WLD
dragtig (L382p Montfort),
ww. krijgt jongen:
WLD
krieg jongə (L382p Montfort)
|
Hoe noemt u de dracht van honden, katten, konijnen etc. (kipsel) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
33873 |
drachtige merrie |
veulensmeer:
vø̄lǝsmē̜r (L382p Montfort)
|
De merrie "behoudt", als men na een drietal weken zekerheid heeft dat ze drachtig is; bij een miskraam "verwerpt" ze. [JG 1a, 1b; N 8, 50a]
I-9
|
33523 |
draden of randen van peulvruchten |
ringen/randen:
reng (L382p Montfort)
|
[N Q (1966)]
I-7
|
25127 |
dragen, gezegd van ijs |
dragen:
draage (L382p Montfort),
dragen (L382p Montfort),
dr‧age (L382p Montfort),
houden:
houde (L382p Montfort)
|
dragen gezegd van ijs waarop men kan lopen [lijden, helen, houden] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20236 |
drager van de doodskist |
drager:
drager (L382p Montfort),
ouder
draeger (L382p Montfort)
|
een drager van de lijkkist [dreëjer] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
23867 |
drager van het baldakijn |
hemeldrager:
hemeldraeger (L382p Montfort),
hemeldräger (L382p Montfort)
|
Een drager van de troonhemel [himmelsdreëjer]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|