24139 |
duif, algemeen |
duif:
doe:f (L382p Montfort),
doef (L382p Montfort)
|
duif || Duif [SGV (1914)]
III-4-1
|
21171 |
duiker |
duiker:
duuiker (L382p Montfort),
duukər (L382p Montfort)
|
de waterdoorgang onder een weg (duiker, heul, geul, schoor) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17666 |
duim |
duim:
doem (L382p Montfort),
paumelle:
pǝmɛl (L382p Montfort),
toren:
tōr (L382p Montfort
[(meervoud: tōrǝ)]
)
|
duim [N 10 (1961)] || Zie kaart. De in het muurgesteente aangebrachte ijzeren haak voor raam- of deurhengsels. Zie ook afb. 56. In en rond L 289 werd de term her gebruikt voor het metalen scharnierstuk dat aan de deurpost was bevestigd. Het scharnierstuk dat aan de deur vastzat en paste in de her werd 'geheng' ('gǝheŋ') genoemd. Zie voor het woordtype 'toren' ook RhWb viii, k. 1481-1482 s.v. 'Turen': ø̄Türangel, der Stift, um den sich die Tür dreht; auch jener in die Wand geschlagene Eisenhakenø̄, en voor het woordtype 'tordel' ook Limburgs Idioticon, pag. 252, s.v. 'teulder', den, ø̄har, lat. cardo. Geh. Maeskant.ø̄ [N 32, 13a; N 54, 81b-81e; monogr.]
II-9, III-1-1
|
25279 |
duim, maat van 2,5 cm |
duim:
doem (L382p Montfort, ...
L382p Montfort)
|
de maat die een lengte van 2 1/2 cm aangeeft [duim] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
30344 |
duimsteen |
torensteen:
tōrǝstęjn (L382p Montfort)
|
Stuk hardsteen waarin de duim voor raam- of deurhengsels is bevestigd. Vgl. afb. 56. Zie voor het woorddeel 'toren-' ook de toelichting bij het lemma 'Duim'. [N 32, 13b; monogr.]
II-9
|
24921 |
duin |
zandheuvel:
zandjheuvel (L382p Montfort),
zandkop:
zandj kop (L382p Montfort)
|
duin, heuvel van zand [zandklip, zandbult, blink] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
21312 |
duits |
duits:
Duutsch (L382p Montfort)
|
Duitsch [SGV (1914)]
III-3-1
|
23504 |
duitse mis |
duitse mis:
duutje mes (L382p Montfort)
|
Een Duitse mis, door de gelovigen samen gezongen [Duutsje zingmèa?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24583 |
duivekervel |
koegras:
WLD
koe graas (L382p Montfort)
|
Duivekervel (fumaria officinalis 10 tot 40 cm groot. De stengels groeien rechtop of liggend; de bladeren zijn zeer fijn verdeeld met langwerpige, lijnvormige slippen; de bloemen groeien in losse trosjes, ze zijn lichtroodviolet met bijna zwarte top, ze [N 92 (1982)]
III-4-3
|
23225 |
duivel |
duivel:
duvel (L382p Montfort),
emfatisch
ter duvel (L382p Montfort)
|
De duivel [duvel, duuvel, deivel]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|