e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Montfort

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gedrukt (de huid is) door: dōr (Montfort), gedrukt: gǝdrø̜k (Montfort) Een slecht passend tuig - vooral het gareel bij het trekken - drukt door op de huid. Het paard krijgt drukwonden en vlekken. Vgl. het lemma ''witte vlekken'' (7.34). [N 8, 94b] I-9
gedupeerd schade hebben: schaaj hubbə (Montfort) veel nadeel of hinder van een of andere daad of woorden ondervindend [gezien, geleverd, gepluimd] [N 85 (1981)] III-1-4
gedurige aanbidding gedurige aanbidding: gedurige aanbidding (Montfort) Altijddurende/gedurige aanbidding van het Sacrament des Altaars. [N 96B (1989)] III-3-3
gedwee braaf: braaf (Montfort), gedwee: gedwee (Montfort), gedweej (Montfort), gədwee (Montfort), gewillig: gəwillig (Montfort), goed: good (Montfort), zacht: zag (Montfort) blijken van onderworpenheid tonend, zonder nadenken opdrachten uitvoerend [gewillig, braaf, gedwee, gemakkelijk, goed, zacht] [N 85 (1981)] || gedwee [SGV (1914)] III-1-4
geelgors bloedschrijvertje: rode tekening vd eitjes  blootsjrieverke (Montfort), geelgors: gaelgoes (Montfort), gèèlgoersj (Montfort), gɛlgoes (Montfort) geelgors [Roukens 03 (1937)] III-4-1
geelzucht geel verf: gaelverf (Montfort), geel verf (Montfort), gèlverf (Montfort), geelzucht: gèlzug (Montfort) geelzucht [SGV (1914)] || Geelzucht: ziekte die zich uiterlijk kenmerkt door de gele kleur die de huid aanneemt ten gevolge van de opneming der galkleurstof in het bloed (galzucht, galziekte, geluw, gele verf, geelverf, verf, geelaard, gele ziekte). [N 84 (1981)] III-1-2
geen rust hebben zich niet content kunnen doen: kan zich neet condent doon (Montfort) een onrustig persoon, persoon die geen rust heeft, altijd bezig is [roerwarmoes] [N 85 (1981)] III-1-4
geer geer: gēr (Montfort) Een naar boven spits uitlopende lap of strook waarmee men een kledingstuk van onderen verwijdt. [N 62, 11a; L 1a-m; L 23, 71; Gi 1.IV, 17; S 10; monogr.] II-7
geerakker geer: gēǝr (Montfort) Onder een geerakker wordt hier verstaan dat deel van een akker dat gerend geploegd moet worden als de akker niet de vorm van een rechthoek of een parallellogram heeft. De benaming voor dit onderdeel is niet zelden ook op de gerende akker in zijn geheel toepasselijk. Opgaven die duidelijk de (geometrische) vorm of een scherpe hoek van een akker bleken te betreffen, zijn in dit lemma echter niet opgenomen. Zie verder ook het volgende lemma. [N 11, 4b + 64; N 11A, 127 + 137f + 137g; N P, 1; A 33, 9 add.; A 33, 10; JG 1a + 1b; JG 2b-4, 7; monogr.] I-1
geestelijke wereldgeestelijke: werrektgeiselik (Montfort) Een priester die geen pater is [heer, geesteling]. [N 96D (1989)] III-3-3