24488 |
gele narcis |
gele morgenster:
-
gee:le morgenster (L382p Montfort),
morgenster:
eigen spelling
morgestèr (L382p Montfort, ...
L382p Montfort),
paasbloem:
WLD
paosbloom (L382p Montfort)
|
Gele narcis (narcissus pseudonarcissus). De bijkroon is ongeveer even lang als de bloemdekslippen. Meestal één bloem aan elke bloemstengel, zelden twee. De rand van de bijkroon is regelmatig ingesneden (zie bij de …witte narcis"). [N 92 (1982)] || wilde narcis [DC 60a (1985)] || Witte narcis (narcissus poeticus). De rand der bijkroon is vliezig doorschijnend. De bloeistengel is samengedrukt met twee scherpe randen. De bloemen zijn meestal alleenstaand, de dekslippen zijn sneeuwwit, de bijkroon is geel met rood (tijloos, paasbloem [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24615 |
gele plomp |
broebel:
-
broebele (L382p Montfort),
gele waterroos:
WLD
gele waterroos (L382p Montfort),
robbendoet:
WLD
(roebedoet) (L382p Montfort)
|
gele plomp [DC 60a (1985)] || Gele plomp (nuphar luteum). Waterplant; de bladeren zijn eivormig met een hartvormige voet, ze zijn drijvend met lange driekantige stelen; de bloemen hebben talrijke kroonblaadjes en 5 gele kelkbladeren. Bloeitijd in mei tot augustus. Te vinden in plassen [N 92 (1982)]
III-4-3
|
33239 |
gele voederwortel |
gele moren:
gē̜l mūrǝ (L382p Montfort)
|
Daucus carota L. In de genoemde vragenlijst is gevraagd naar twee variëteiten naast de algemene benaming winterwortel die in het vorige lemma ter sprake kwam. Hier is alleen opgenomen hetgeen afwijkend is van lemma Winterwortel. Lobbericher naar het Rijnlands dorpje Lobberich. [N Q, 6b; monogr.]
I-5
|
23501 |
gelezen mis |
leesmis:
lesmes (L382p Montfort),
stille mis:
stīl meͅs (L382p Montfort)
|
Een gelezen, stille mis [lèèsmis, sjtil mès?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25078 |
gelijken (op) |
lijken:
lieke (L382p Montfort),
liekə (L382p Montfort),
lijken op:
lieken op (L382p Montfort),
schijnen:
schienen (L382p Montfort),
tonen:
tuinə (L382p Montfort)
|
aan het genoemde doen denken, lijken, schijnen [tonen, lijken] [N 91 (1982)] || in vele opzichten overeenkomen (bijv. uiterlijk) [lijken, gelijken, trekken] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22334 |
gelijkspelen |
quitte spelen:
kiet speele (L382p Montfort),
zaad hebben:
zoad hubbe (L382p Montfort),
zijn zaadje hebben:
ich hub mie zeudje (L382p Montfort)
|
Quitte spelen, niet verliezen maar ook niet winnen [zijn zaad hebben, tot zijn zaad zijn, gelijk spelen, gelijk staan]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
23949 |
gelofte |
gelofte:
gelofte (L382p Montfort)
|
Een gelofte [t jelübde]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23880 |
geloftegeschenk |
ex-voto (<lat.):
exvoto (L382p Montfort)
|
Een geloftegeschenk, beloftegift uit dankbaarheid voor een verkregen gunst of voor de genezing van een kwaal, een ex-voto. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23206 |
geloof |
geloof:
gelouf (L382p Montfort, ...
L382p Montfort)
|
geloof [SGV (1914)] || Het geloof [gloof, geloeëf, geleuf]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23710 |
geloofd zij jezus christus |
geloofd zij jezus christus:
geloof zij jezes kristes (L382p Montfort),
zegen:
zeige (L382p Montfort)
|
De Christelijke groet, uitgesproken op niet-liturgiosche bijeenkomsten ["Geloofd zij Jezus Christus...in alle eeuwigheid. Amen"]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|