e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Montfort

Overzicht

Gevonden: 5966
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
akkerboterbloem boterbloem: Opgegeven voor de scherpe boterbloem (Ranunculus acris L.)  botterblomen (Montfort), WLD  boter bloom (Montfort) Akkerboterbloem (ranunculus arvensis 20 tot 60 cm hoog. De bladeren zijn meestal 3-delig, de bovenste 3-tallig met gesteelde, smalle blaadjes; bloemen met ronde steeltjes, lichtgeel van kleur; de kelkbladeren zijn niet teruggeslagen; de vruchten zijn me [N 92 (1982)] || boterbloem [DC 60a (1985)] III-4-3
akkerdistel, distel akkerdistel: -  akkerdistel (Montfort), distel: eigen spelling  distel (Montfort), WLD  distel (Montfort) akkerdistel [DC 60a (1985)] || Akkerdistel (cirsium arvense 50 tot 150 cm groot. De plant is tweehuizig; de stengel zonder - of met smalle, stekelige vleugels; de bladeren zijn lancetvormig, meestal ingesneden, stekelig getand, vaak iets aflopend, de bloemen staan in kleine hoofdjes, [N 92 (1982)] III-4-3
akkergrens, grensvoor gescheid (zelfst.nw.): gǝšęi̯.t (Montfort) De grens tussen twee afzonderlijke akkers in de vorm van een diepe voor die met de ploeg getrokken wordt. Zie voor de fonetische documentatie van de woorddelen øvoorŋ resp. øvoordŋ het lemma ɛploegvoorɛ (wld I.1, blz. 105-106).' [N 11, 56; N 11A, 120; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; L B2, 268; L 24, 27; L 41, 24; monogr.] I-8
akkersleep, weidesleep rijshout: rīshǫu̯t (Montfort), rijzer: rīzǝr (Montfort), sleep: šlęi̯.p (Montfort), weisleep: węi̯[sleep] (Montfort) Het toestel of werktuig waarmee men de akker en/of de weide sleept. Behalve de sleeptypen die door de afb. 89 t/m 95 worden voorgesteld, werd ook de omgekeerde eg als sleep gebruikt. Zo nodig verzwaarde men die met graszoden, een zak aarde of iets dergelijks. Vaak werd de sleepeg voorzien van berkenrijs, doorn- of braamtakken of prikkeldraad. Men kon deze tussen de egbalken door vlechten, onder de eg vastbinden of achter aan de eg bevestigen. Zulk een sleep gebruikte men vooral om pas gezaaid spurrie-, klaver-en graszaad slepend in de grond te brengen. Soms werd er ook een tarwe- of een aardappelveld mee bewerkt. De omgekeerde eg kon - al dan niet voorzien van rijshout e.d. - ook als weidesleep dienen, voor het slechten van molshopen, het fijner uitsmeren van verspreide mest en ter bestrijding van mosvorming. Men sleepte de akker of de weide soms ook wel met een grote bos berken- of andere takken, die men van voren bijeenbond of - gespreid - tussen twee balken klemde. Voor het ''sleep''-gedeelte van varianten verderop in het lemma zie men het simplex sleep aan het begin. In het lemma ''eg'' vindt men de waarde van het woord(deel ''eg'' resp. ''eg'' verklaard. [JG 1a+ 1b+ 1c+ 1d; N 11, 85; N 11A, 179 + 181b + c; N 14, 81; N 18, 22; N 27, 1a add.; N J, 10; N P, 17 + 18; N Q, 17; A 13, 16b; A 40, 10a + b; div.; monogr.] I-2
akkerwinde akkerwinde: akerweŋ (Montfort), -  akkerwinj (Montfort), kleine pispot: WLD  kl pispot (Montfort), pispotje: pespø̜tjǝ (Montfort), winde: wenj (Montfort), -  winj (Montfort) akkerwinde [DC 17 (1949)], [DC 60a (1985)] || Akkerwinde (convolvulus arvensis 20 tot 120 cm hoge plant. De stengels groeien liggend of windend; de bladeren hebben een pijlvormige voet; de bloemen groeien afzonderlijk of 2 aan 2, de kleur is wit of roze met strepen; 2 kleine lijnvormige schutblader [N 92 (1982)] || Convolvulus arvensis L. Zeer algemeen voorkomend over de grond kruipend onkruid op bouwlanden en wegbermen met een tot 1 meter lange stengel en hart- tot pijlvormige blaadjes. De klokvormige bloempjes zijn lichtroze of wit met roze strepen. De plant bloeit van juni tot september en is meer bekend onder de naam pispotjes. Bij de naamgeving wordt vaak geen onderscheid gemaakt of vindt verwisseling plaats met de grotere, klimmende haagwinde (lemma Haagwinde). In dit lemma zijn uitsluitend die benamingen verwerkt die specifiek de akkerwinde benoemen. Zie Brok 1991. [A 17, 6b; A 60A, 93; L 17, 6; S 11; monogr.] I-5, III-4-3
akte akte: akte van (Montfort), oefening: oefening (Montfort) Een oefening/akte/akt van geloof, hoop, liefde, berouw [üboeng]. [N 96B (1989)] III-3-3
al dansend draaien denderen: denderen (Montfort), deͅndərə (Montfort) Al dansende draaien, gezegd van een tol [schrankelen, hekelen, denderen, leuteren]. [N 88 (1982)] III-3-2
algemene begraafplaats algemeen gedeelte: algemein gedeijlte (Montfort) Een (algemene) begraafplaats voor niet-katholieken. [N 96A (1989)] III-3-3
alikruik zeeslak: WLD  zeeslèkkə (Montfort) Hoe noemt u de eetbare soort zeeslakken (alikruik, ullek) [N 83 (1981)] III-2-3
alle kegels in één keer omverwerpen bossen: bossen (Montfort) Alle kegels in één keer omverwerpen [bossen]. [N 88 (1982)] III-3-2