id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
30798 | halve huid | helft: hɛlf (Montfort) | De helft (in de lengte) van een al dan niet gelooide huid. Zie afb. 1. [N 36, 3] II-10 |
25225 | halve maan, eerste kwartier | eerste kwartier: eeste kwarteer (Montfort), nieuw licht: nuuj leeg (Montfort), nieuwe maan: nuuj maon (Montfort), wassende maan: wassende maon (Montfort) | schijngestalte van de maan: eerste kwartier, halve maan [wassende maan, wassenaar] [N 81 (1980)] III-4-4 |
25219 | halve maan, laatste kwartier | afgaande maan: aafgaonde maon (Montfort), laatste kwartier: laeste kwarteer (Montfort), lèste kerteer (Montfort) | schijngestalte van de maan: laatste kwartier [afnemende, donkere maan] [N 81 (1980)] III-4-4 |
25261 | halve pint, kwart liter, maat | schopje: scheupke (Montfort) | de maat die een inhoud aangeeft van 0,25 (=kwart) liter [kapper, halfje, schopje, dzozie, hoorn, neuker, neutel, bok, uppie, bak] [N 91 (1982)] III-4-4 |
30799 | halve rug | dosset: dosɛt (Montfort) | Het gedeelte van de huid dat de rug bedekt, in de lengte gehalveerd. Zie afb. 1. [N 36, 6b] II-10 |
29826 | halve steen | halve brik: halǝvǝ brek (Montfort) | Een in de breedterichting doormidden geslagen metselsteen of een baksteen van dit formaat die machinaal is vervaardigd. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛdrieklezoorɛ.' [N 31, 19a; monogr.] II-8 |
23759 | halve zondag | halve zondag: halve zondaag (Montfort), zondag met een zwart hemd: de witte overhemden werden niet gewassen voor zon zondag en konden dus vuil zien zòndig mit e zwart haemp (Montfort) | Een "halve zondag", een feestdag zonder mis, bijvoorbeeld Koninginnedag (planken zondag). [N 96C (1989)] III-3-3 |
20820 | ham, hesp | schonk: sjonk (Montfort) | ham [SGV (1914)] III-2-3 |
23461 | hamer van de klepklok | trumphamer: trumphamer (Montfort) | De hamer van een klepklok [trumphamer?]. [N 96A (1989)] III-3-3 |
31203 | hamer voor kapwerk | kaphamer: kaphāmǝr (Montfort) | Hamer die door de smid gebruikt wordt om ovenstenen uit te kappen en in te passen. Zie ook het lemma "kaphamer" in Wld ii.9 en de daarbij behorende afbeelding 8. [N 33, 63] II-11 |