30079 |
hangende muur |
scheef staan:
šęjf stǭn (L382p Montfort)
|
Muur die naar buiten overhelt. Wanneer zo'n muur in Q 19 met behulp van het schietlood werd gecontroleerd, zei men: 'het lood hangt vrij' ('ǝt lwǫat heŋk ˲vrij'). [N 31, 11a; N 31, 11c; monogr.]
II-9
|
29985 |
hangende steiger |
noodsteiger:
nǭtstęjgǝr (L382p Montfort)
|
Steiger bestaande uit winkelhaakvormige ramen die met behulp van touwen of haken aan het dak zijn vastgemaakt. De ramen rusten tegen de muur van het bouwwerk en dragen de planken waarop de metselaar staat. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden en woorddelen '(steiger)' en '(stelling)' hetlemma 'Steiger'. [N 32, 8a]
II-9
|
20021 |
hanggeranium |
hanggeranium:
eigen spelling
hanjeeranium (L382p Montfort)
|
Hanggeranium (pelargonium peltatum). De bladeren zijn duidelijk 3- of 5-lobbig, de lobben zijn gaafrandig. De plant heeft liggende stengels, die vaak over de rand van de bloempot heenhangen. De bloemen zijn lichtrood of wit van kleur en groeien in scherme [N 92 (1982)]
III-2-1
|
19373 |
hangslot |
hangslot:
hangslao:t (L382p Montfort),
hangslaot (L382p Montfort),
hangsloat (L382p Montfort),
h‧aŋsl‧ōͅt (L382p Montfort)
|
Een slot dat aan b.v. een koffer of aan een deur gehangen wordt, met een draaibare beugel (kluister, hangslot, korna ) (=Fr. cadenas) [N 79 (1979)] || hangslot [N 07 (1961)]
III-2-1
|
18979 |
hansworst |
aansteller:
nen aansteller (L382p Montfort),
hansworst:
hanswors (L382p Montfort)
|
iemand die zich belachelijk aanstelt [hanswordt, polichinelle] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25147 |
hard waaien |
boezen:
’t boes (L382p Montfort)
|
hard waaien [boezen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25027 |
hard, luid |
hel:
hel (L382p Montfort, ...
L382p Montfort)
|
hard klinkend [hard, luid] [N 91 (1982)] || luid [SGV (1914)]
III-4-4
|
22470 |
harde puntslag van een priktol |
piek:
piek (L382p Montfort),
pramooi:
pramooi (L382p Montfort)
|
Een harde puntslag van een priktol op een andere die ligt of draait [pramooi, pikadder, pug, peg, punk, piek, piko, keek, mok]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33684 |
harde, lastige grond |
stijve:
stīvǝ (L382p Montfort),
wrede grond:
vreǝ gronjtj (L382p Montfort)
|
Harde, zware grond die moeilijk te bewerken is. [N 27, 33; R 3, 6; A 10, 4; monogr.]
I-8
|
31301 |
hardingsbak |
hardingsbak:
hēreŋs˱bak (L382p Montfort)
|
De bak met de hardingsvloeistof of water waarin het gloeiende voorwerp wordt gedompeld tijdens het harden. [N 33, 341]
II-11
|