33825 |
harmonisch van bouw |
egaal van lijn:
egaal van lijn (L382p Montfort),
gesloten:
gǝšlǭtǝ (L382p Montfort),
kort:
kǫrt (L382p Montfort),
soortig:
sǭrtex (L382p Montfort)
|
Gezegd van een goed gebouwd paard, met korte, gesloten en gevulde flanken. [N 8, 64a]
I-9
|
24710 |
hars |
hars:
hars (L382p Montfort),
wierook:
wierik (L382p Montfort),
WLD
wierook (L382p Montfort)
|
Het kleverige plantensap vooral van naaldbomen, dat in de lucht hard wordt (hars, terpentijn, denne-olie, vogeltjeszeep). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17780 |
hart |
hart:
ae:rt (L382p Montfort),
hert (L382p Montfort)
|
hart [RND], [SGV (1914)]
III-1-1
|
21497 |
hartelijk |
hartelijk:
hèrtəlik (L382p Montfort),
vriendelijk:
vreundjelijk (L382p Montfort),
vreuntəlik (L382p Montfort)
|
welgemeend, uit het hart komend [gul, hartelijk, vriendelijk] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
20905 |
hartig |
hartelijk:
hertelijk (L382p Montfort)
|
een zoutachtige, pittige smaak hebbend (hartig, hartelijk) [N 91 (1982)]
III-2-3
|
18090 |
hartinfarct |
hartaanval:
hèrtaanval (L382p Montfort),
hartverlamming:
hartverlamming (L382p Montfort),
infarct:
infark (L382p Montfort)
|
Hartinfarct: bloeding in de hartspier met verstopping van de kransslagader (vang, kramp, infarct, hartverlamming). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
29135 |
haspel |
streneklos:
strēnǝklos (L382p Montfort)
|
Een drie- of vierarmig, ronddraaiend toestel op het spinnewiel waarmee onder andere de gesponnen wol tot strengen werd verwerkt. Zie afb. 53. [N 34, D]
II-7
|
21458 |
haten |
haten:
haatə (L382p Montfort),
hate (L382p Montfort),
haten (L382p Montfort)
|
een sterk gevoel van afkeer tegen iemand hebben, haatgevoelens voor iemand hebben [haten, dregen] [N 85 (1981)] || haten [SGV (1914)]
III-3-1
|
32977 |
haver |
haver:
hāvǝr (L382p Montfort)
|
Avena sativa L. Men zaait ongeveer 200 kg haver per hectare. Zie afbeelding 1, b. [JG 1a, 1b; A 2, 31; L 35, 101; L lijst graangewassen, 3; Wi 50; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|
33386 |
haverkist, hakselkist |
hakselkist:
hɛksǝlkes (L382p Montfort),
haverkist:
[haver]kes (L382p Montfort)
|
De kist of bak waarin men het droge voer, tegenwoordig de haver, voor het paard bewaart. Deze kist staat meestal in de voergang in de paardestal. Vroeger werden er vooral ook haksel, soms zemelen, geplette haver, kaf of melasse in bewaard. De kist kan door een tussenwand verdeeld zijn. In het ene vak bewaart men dan meestal haver, in het andere iets anders. Soms zijn er meer dan twee vakken. Achter in het lemma staan enkele benamingen bijeen voor dit tussenschot. In het lemma wordt achter de codecijfers zoveel mogelijk met een cijfer vermeld in hoeveel delen de kist verdeeld was en wat er nog meer in bewaard werd dan de in het eerste lid van de woordtypen genoemde voedselsoort. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (haver) het lemma "haver" in aflevering I.4, nr 1.2.5 [N 5A, 59c en 72b; JG 1a en 1b; monogr.]
I-6
|