30064 |
heipalen |
funderingspalen:
føndēreŋspø̜̄l (L382p Montfort)
|
De houten of betonnen palen die bij een paalfundering gebruikt worden. In L 321 waren de heipalen vervaardigd van de houtsoort 'pitchpine' ('petšpīnǝ') of 'grenen' ('grē̜nǝ'). [N 31, 4b; N 31, 4a; N 31, 5a]
II-9
|
33708 |
heizode los- en stukploegen |
ris ploegen:
res plōgǝ (L382p Montfort)
|
[N 27, 16]
I-8
|
33725 |
hek |
deurtje:
dø̄rkǝ (L382p Montfort),
hek:
hɛk (L382p Montfort)
|
Algemene benaming. [N 14, 62; S 13; L 1a-m; RND 8, 20; R I, 44; R I, 45; monogr.]
I-8
|
33726 |
hek aan de ingang van een wei |
barrier:
brēr (L382p Montfort),
poort:
pǭrt (L382p Montfort)
|
In dit lemma zijn vooral de antwoorden ondergebracht van de vragen naar ø̄hek aan de ingang van een weiø̄ (N 14, 67), ø̄een (toegangs)hek, gevlochten van twijgen en opgehangen tussen twee stijlen, dat in een omheining is aangebracht of op een dam (in een sloot) is geplaatstø̄ (A 25, 5a), ø̄een hek, slag- of draaiboom op een doorgang naar akker of weide, of ter versperring van een weg in privaatbezitø̄ (L 19B, 6). [N 14, 67; A 25, 5a; L 19B, 6; Vld.; JG, 2c; monogr.]
I-8
|
19461 |
hek, hekwerk |
tuin:
toen (L382p Montfort)
|
Afscheiding of omheining uit staken, staven of palen (heining, grille, hekkens, hek) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19488 |
hek, poortje |
hek:
(deurke).
hek (L382p Montfort)
|
hek [SGV (1914)]
III-2-1
|
23906 |
hel |
hel:
hèl (L382p Montfort)
|
De hel [hèl, höl]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18998 |
helpen |
helpen:
hèlpə (L382p Montfort)
|
de ondersteuning die men iemand geeft om zijn werk af te maken [hulp, genade] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19915 |
hemel |
hemel:
he.əməl (L382p Montfort),
hemel (L382p Montfort, ...
L382p Montfort)
|
De hemel [himmel, heemel]. [N 96D (1989)] || hemel [RND], [SGV (1914)]
III-3-3
|
23894 |
hemelrijk |
hemel:
hemel (L382p Montfort)
|
Het hemelrijk. [N 96D (1989)]
III-3-3
|