18146 |
kreupel |
lam:
laam (L382p Montfort),
mank:
mank (L382p Montfort)
|
Gebrekkig lopen door bijv. ongelijke lengte van de benen (honkelen, lammen, knakken). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33910 |
kreupel zijn |
(het is/staat) kreupel:
krø̄pǝl (L382p Montfort),
stolper:
štø̜lǝpǝr (L382p Montfort)
|
[JG 1a; N 8, 62k en 94f]
I-9
|
24893 |
kreupelhout |
akkermaalshout:
akker maals hout (L382p Montfort),
kreupelhout:
WLD
kreupelhout (L382p Montfort)
|
Laag houtgewas met dooreengegroeide stammen en takken (onderhout). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24955 |
krib in de rivier |
bat:
(o.).
bat (L382p Montfort),
rijswerk:
rieswèrk (L382p Montfort),
tui:
tuij (L382p Montfort),
tuinwerk:
tuin werk (L382p Montfort)
|
krib, dam van rijswerk, stenen en aarde om de bedding van een rivier te versmallen en zo de stroom te versterken, loodrecht of schuin op de oever aangebracht [bol] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33831 |
kribbebijter |
kribbebijter:
krø̜bǝbītǝr (L382p Montfort)
|
Nerveus paard dat met de snijtanden in de kribbe of op een ander hard voorwerp bijt, de lucht hoorbaar naar binnen zuigt en kreunt. Dit leidt dikwijls tot indigestie. Een kribbebijter is te herkennen aan de sterke afslijting van de wrijfvlakken, vooral aan de voorrand der snijtanden. Een kribbebijter zuigt wel lucht op; het woord is echter geen synoniem van windzuiger (4.4.5). [JG 1a, 1b; A 48A, 41b; N 8, 62o en 84f; add. uit N 52]
I-9
|
34465 |
krielkip |
krielhen:
krilhen (L382p Montfort)
|
Een krielkip is een soort kleine kip. [N 19, 42; monogr.]
I-12
|
21343 |
krijgen |
krijgen:
kriege (L382p Montfort)
|
krijgen [SGV (1914)]
III-3-1
|
22351 |
krijgertje spelen |
krijgertje spelen:
krijgertje spelen (L382p Montfort),
nalopertje spelen:
Naoluiperke (L382p Montfort),
/
Naoluiperke (L382p Montfort),
tikken:
tikke (L382p Montfort)
|
Het spel waarbij één kind anderen tracht in te halen en dan te tikken, waarna de getikte weer de vangman is (ook op dit spel bestaan talloze varianten; misschien kunt u die ook vermelden: de naam en hoe het gespeeld werd) [letsen, hets geven, hetske jagen [N 88 (1982)] || Lievelingsspel 4. [SND (2006)] || tikkertje [SND (2006)]
III-3-2
|
24198 |
krijsen |
schreeuwen:
schreeuwe (L382p Montfort),
schreeuwə (L382p Montfort)
|
een hard schreeuwend geluid maken, gezegd van vogels (kèken, krijsen) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
17861 |
krioelen |
krioelen:
krioelə (L382p Montfort),
wemelen:
wemelen (L382p Montfort),
wemələ (L382p Montfort)
|
Krioelen: zich in alle richtingen dooreen bewegen (event. met veel lawaai) (krioelen, broeliën, krielen, kriewelen, kriemelen, wriemelen, wriemelen, grimmelen, wemelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|