23717 |
kruisje van de rozenkrans |
kruis van de rozenkrans:
kruuts vanne roeazekrans (L382p Montfort),
kruisje:
kruutske (L382p Montfort)
|
Het kruisje aan de rozenkrans. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24673 |
kruiskruid |
jakobskruid:
WLD
Jacobs kroet (L382p Montfort),
kruiskruid:
-
kruudskroet (L382p Montfort),
sint-jakobskruid:
eigen spelling
sint jakobskroet (L382p Montfort)
|
kruiskruid [DC 60a (1985)] || Kruiskruid (senecio 5 tot 50 cm groot. De bladeren zijn bochtig veerspletig, kaal of licht spinnewebachtig behaard; de bloemen staan in kleine, langwerpige hoofdjes, straalbloemen ontbreken, de schijfbloemen ontbreken; omwindselblaadjes met zwarte top ( [N 92 (1982)]
III-4-3
|
23314 |
kruisprocessie |
kruisprocessie (<lat.):
kruutspersesse (L382p Montfort),
kruutsprocesse (L382p Montfort)
|
De processie die tijdens de kruisdagen gehouden wordt voor een goede oogst, de kruisprocessie . [N 96C (1989)]
III-3-3
|
24380 |
kruisspin |
vliegenvanger:
Veldeke
vlegevenger (L382p Montfort)
|
kruisspin, spin met wit kruis op de rug die radvormig web maakt [N 26 (1964)]
III-4-2
|
31343 |
kruisstaal |
schoestermaat:
šustǝrmǭt (L382p Montfort)
|
Stalen werktuig om evenwijdig lijnen op het materiaal te trekken. Het bestaat doorgaans uit een ronde stang waarbij aan één uiteinde een haakse stalen pin is bevestigd. Op de stang is verder een verplaatsbare aanslag aangebracht die met een schroef of vleugelmoer kan worden vastgezet. Wanneer de aanslag langs de kant van het werkstuk wordt voortbewogen, krast de stalen pin een evenwijdig aan de rand lopende lijn in het materiaal. Er bestaat ook een uitvoering waarbij aan één uiteinde van de ronde stang een vastzittend klein wieltje is bevestigd, terwijl op de stang een draaibaar, groter wieltje is aangebracht. Het kleine wieltje wordt langs de zijkant van het werkstuk geschoven, het grote dient om de evenwijdig aan de rand lopende lijn af te tekenen. Zie ook afb. 75. [N 33, 264; N 64, 81a; N 66, 2a]
II-11
|
23705 |
kruisteken |
kruisteken:
kruusteike (L382p Montfort),
kruutsteike (L382p Montfort)
|
Een kruisteken [kruis, krèùs/kröös, kruus, kruuts, kruusteiken?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
30134 |
kruisverband |
kruisverband:
krø̜jts˲vǝrbantj (L382p Montfort)
|
Metselverband dat doorgaans wordt toegepast bij muren dikker dan een halve steen. Zie ook afb. 39. Het verband is als volgt opgebouwd: eerste laag: drieklezoor, kop, strek, strek, strek; tweede laag: koppenlaag; derde laag: drieklezoor, strek, strek, strek, enz. (Westra, pag. 19). De volgorde van de verschillende lagen kan variëren. [N 31, 24d; N 31, 24e; monogr.]
II-9
|
23799 |
kruisverering |
kruisverering:
kruisverering (L382p Montfort),
kruutsveriëring (L382p Montfort)
|
Het gebruik om op Goede Vrijdag de relikwie van het Heilig Kruis te kussen, de Kruisverering. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23411 |
kruisweg |
kruisweg:
kruusweg (L382p Montfort),
kruutswaeg (L382p Montfort, ...
L382p Montfort),
kruutsweg (L382p Montfort, ...
L382p Montfort)
|
De 14 staties. [N 96B (1989)] || De gebedsoefening langs de 14 staties van Jezus gang van Pilatus naar Golgotha [kruisweg, kruuswèg, kruutswèèg]. [N 96B (1989)] || Het geheel van 14 kruiswegstaties in de kerk [kruu(t)swèèg, kruuswèg?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23412 |
kruisweg: 14 staties |
staties:
staasjes (L382p Montfort),
veertien staties:
veerteen staasjes (L382p Montfort)
|
De 14 staties. [N 96B (1989)]
III-3-3
|