31215 |
lagerkussen |
lager:
lāgǝr (L382p Montfort)
|
In het algemeen een metalen blok waarin de as van een tandrad, vliegwiel, etc. rust en ronddraait. [N 33, 246]
II-11
|
18147 |
lam |
lam:
lamp (L382p Montfort),
lām (L382p Montfort),
lammetje:
lɛmkǝ (L382p Montfort),
schaapje:
šø̜̄pkǝ (L382p Montfort)
|
Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.]
I-12
|
34412 |
lammeren |
lammen:
lāmǝ (L382p Montfort)
|
Jongen ter wereld brengen, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 67; JG 1a, 1b; L 29, 32; L 1a-m; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
34586 |
lamoen |
kargestel:
kɛrgǝstęl (L382p Montfort),
lamoen:
lǝmun (L382p Montfort)
|
Het voorstel in z''n geheel: de twee berries en de verbindingsscheien. De benaming voor het lamoen komt voornamelijk voor in het zuidoosten van Belgisch Limburg en in het zuiden van Nederlands Limburg. [N 17, 50b + 90; N G, 54b + 56h + 64a; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20]
I-13
|
19584 |
lamp |
lamp:
lamp (L382p Montfort)
|
lamp [SGV (1914)]
III-2-1
|
19485 |
lampenpit |
lemmettengaren:
lēmeͅtəgārə (L382p Montfort),
wiek:
wēk (L382p Montfort)
|
lampepit [SGV (1914)]
III-2-1
|
18164 |
lancet |
vlijm:
vliem (L382p Montfort, ...
L382p Montfort)
|
Lancet: plat mesje met fijne punt en zeer scherpe snede, in de chirurgie gebruikt (vlim). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21145 |
landauer |
landauer:
landauer (L382p Montfort, ...
L382p Montfort)
|
een vierwielig rijtuig voor vier personen met afzonderlijke beweegbare voor- en achterkap [landauer] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33640 |
landerijen |
akker:
akǝr (L382p Montfort)
|
Het geheel van bebouwde akkers, weilanden en velden, behorend bij een boerderij. [N 6, 33a; N 5A, 76d; A 10, 3; A 11, 4; A 20, 1b; JG 1b, 1d; L 37, 11a; L 38, 23; L 44, 27; Vld.; monogr.]
I-8
|
24917 |
landstreek |
niet in de buurt:
Ik ken er geen apart woord voor; voor de eigen omgeving wordt dit woord gebruikt.
n‧ie inne b‧uurt (L382p Montfort),
streek:
streek (L382p Montfort),
(Duitsche: st).
streek (L382p Montfort)
|
landstreek, gebied dat door bijv. tradities, landschap, taal enz een zekere eenheid vormt [contrei, streek, strom] [N 81 (1980)] || streek (in deze ~) [SGV (1914)]
III-4-4
|