23868 |
begeleider van het baldakijn |
hemelwacht:
hemelwacht (L382p Montfort)
|
De begeleiders van de hemel, bijvoorbeeld vier leden van de schutterij [hiëmelwach]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
18885 |
begeren |
begeren:
begeren (L382p Montfort),
bəgèrə (L382p Montfort),
gaarne willen:
gèr willə (L382p Montfort),
willen:
willə (L382p Montfort)
|
een groot verlangen naar iets, een sterke wens [geerte, geer] [N 85 (1981)] || sterk wensen, verlangen koesteren naar [begeren, geren, lusten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18997 |
begerig |
begerig:
begaerig (L382p Montfort)
|
begeerig [SGV (1914)]
III-1-4
|
24092 |
begijn |
begijn:
begien (L382p Montfort)
|
De bewoonster van een begijnhof [begien]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
33077 |
beginnen te oogsten |
invaren:
envārǝ (L382p Montfort)
|
Hier zijn opgenomen de aparte werkwoordelijke uitdrukkingen voor het beginnen aan de oogst. Opgaven als "we gaan maaien" en identieke antwoorden als in het vorige lemma ''oogst'' (5.1.1) binnenhalen zijn weggelaten. Tenzij anders aangegeven moeten alle opgaven gelezen worden als: "we gaan ... ". Vergelijk ook het lemma ''oogst, werkzaamheden'' (4.1.2). [N 15, 9; monogr.]
I-4
|
20430 |
begrafenis |
begrafenis:
begraefenis (L382p Montfort),
begraifenis (L382p Montfort),
bəgrèfənis (L382p Montfort),
uitvaart:
oetvaart (L382p Montfort)
|
begrafenis [SGV (1914)] || de gezamenlijke handelingen en plechtigheden waarmee een dode ter aarde besteld wordt [begrafenis, uitvaart, begankenis, zinking, leuves, geuves] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20434 |
begrafenismaal |
het vel verteren:
t vel vertaere (L382p Montfort)
|
het begrafenismaal [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20431 |
begraven |
begraven:
begraven (L382p Montfort),
bəgraavə (L382p Montfort)
|
een dode begraven [graven, zinken, begraven] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
18807 |
begrijpen |
begrijpen:
begriepen (L382p Montfort),
bəgriepə (L382p Montfort),
snappen:
snappen (L382p Montfort),
vatten:
vattə (L382p Montfort)
|
het vermogen om iets te begrijpen [begrip, begrijp] [N 85 (1981)] || met het verstand vatten, begrijpen [kennen, omvatten, begrijpen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18798 |
begrip, besef |
begrip:
bəgrip (L382p Montfort),
benul:
benul (L382p Montfort, ...
L382p Montfort),
bənul (L382p Montfort),
besef:
bəsèf (L382p Montfort)
|
besef (hij heeft er geen ~ van) [SGV (1914)] || een bewuste, duidelijke voorstelling [benul, belul, besef] [N 85 (1981)] || het vermogen om iets te begrijpen [begrip, begrijp] [N 85 (1981)]
III-1-4
|