e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Montfort

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mooi pratend het paard op de nek kloppen prijzen: prizǝ (Montfort) [N 8, 103e] I-9
mooi, helder weer schoon weer: schaon weer (Montfort), schôôn wèr (Montfort), sjoea.n wae.r z‧een (Montfort) mooi weer zijn, gezegd van het weer [weren] [N 81 (1980)] III-4-4
moordkruis moordkruis: moordkruuts (Montfort) Een veldkruis opgericht op de plaats waar iemand vermoord werd [mòòrd-kruus, zoenkruis?] . [N 96A (1989)] III-3-3
moorkop moorkop: mōrkǫp (Montfort) Paard met zwarte kop, manen en staart, terwijl de romp vele witte haren tussen de bruine onderkleur heeft. Het wordt muisvaal of vaalblauw geboren, maar wordt in het eerste levensjaar al zwart. [N 8, 63f] I-9
moot vis moot: moot (Montfort, ... ) moot; Hoe noemt U: Een snede vis (moot, mook) [N 80 (1980)] III-2-3
mopperen foeteren: foeteren (Montfort), foetərə (Montfort), kijven: kievə (Montfort), mommelen: Van Dale: mommelen, 1. binnensmonds spreken, mompelen. Vgl. mummelen. mummelen, 1. onduidelijk spreken; mompelen. WNT: mommelen, daarnaast ook mummelen. mummelen, bijvorm van mommelen.  momele (Montfort), mompelen: mompələ (Montfort), mopperen: moppərə (Montfort), morren: morrə (Montfort) binnensmonds mompelen, gezegd van iemand die kwade zin heeft [morren, mompelen, mommelen, mopperen] [N 87 (1981)] || zijn ontevredenheid kenbaar maken [mopperen, preutelen, bobbelen, foeteren, grutten, gruizen, grijzen, kijven, kekelen, mökkelen] [N 85 (1981)] III-1-4
morgen, maat van ongeveer 8000 m2 kleine morgen: morge klein (Montfort), morgen: morgə (Montfort) de maat die een oppervlakte aangeeft van ongeveer 8000 vierkante meter [morgen] [N 91 (1982)] III-4-4
morgengebed morgengebed: morgegebed (Montfort, ... ), morgengebeden (mv.): morgegebèje (Montfort) Het morgengebed, morgensgebed [merge-gebed, mergensgebed, mörge-gebed, mörreje-jebed?]. [N 96B (1989)] || morgengebed [SGV (1914)] III-3-3
morsen knoeien: knooien (Montfort), knoojə (Montfort), morsen: morsə (Montfort) Morsen: met vuiligheid knoeien (morsen, mozen, mossen, mosselen, plorren, meggelen, mekkelen). [N 84 (1981)] III-1-2
mortel spijs: sp ̇īs (Montfort) Een mengsel van gebluste kalk of cement, zand of tras en water. Het wordt gebruikt om bij het metselen de stenen tot een samenhangend, vast geheel te verbinden. De aard en de hoeveelheid van de grondstoffen bepalen het gebruik van de verschillende soorten mortels. Vgl. de volgende lemmata. (zie kaart) [monogr.; div.] II-9