e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Montfort

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mos (alg.) mos: eigen spelling  mos (Montfort), WLD  mos (Montfort) Mos: kleine, sierlijke, groene plantjes die groepsgewijze en in aanzienlijke hoeveelheid bij elkaar groeiend voorkomen (mos, smos, kwacht, kwocht). [N 92 (1982)] III-4-3
mossel mossel: moesjel (Montfort), moosjel (Montfort) mossel [SGV (1914)] III-2-3
mosterd mosterd: mosterd (Montfort) mosterd [SGV (1914)] III-2-3
mot mot: mot (Montfort, ... ), motte (Montfort) mot [DC 24 (1953)], [SGV (1914)] III-4-2
motor moter: mo.tər (Montfort) motor [RND] III-3-1
motregen, fijne regen muggenpis: muggepis (Montfort), pietsje regen: pietske (Montfort), regen: rénge (Montfort), ziebelregen: zie.belr‧aenge (Montfort) klein beetje regen [muggepis, pleisterke regen] [N 81 (1980)] III-4-4
motregenen, licht regenen moezelen: ’t mozeltj (Montfort), spuiten: gespuitj (Montfort), stuiven: stuuve (Montfort), treuzelig weer: treuzelig wèr (Montfort), zeveren: ’t zeivertj (Montfort) beginnen te motregenen [te stieven, stiefregenen, mozelen, smossen, riezelen, ziebelen, zauwelen, netelen, zéémelen] [N 22 (1963)] || lichtjes regenen [sprenkelen, siebelen, zeiveren] [N 22 (1963)] || motregen, stofregen [moef-, stief-, smook- naajersregen, stobber, mozel, mot, smies] [N 22 (1963)] || zeer weinig regenen, zodat de grond maar net nat is [spruikelen] [N 81 (1980)] III-4-4
mout mout: mawt (Montfort) Het op de eest of eestvloer gedroogde en eventueel geroosterde graan. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''eesten''. [N 35, 20; L 1a-m; L 1u, 166; S 5; Jan 14d; monogr.] II-2
mouw mouw: moew (Montfort) mouw [SGV (1914)] III-1-3
mouwschort mouwenscholk: schort met mouwen  moewe sjolk (Montfort) zijn er verschillende namen voor verschillende soorten van deze kledingstukken ? [DC 15 (1947)] III-1-3