25012 |
nauw, eng |
eng:
ing (L382p Montfort, ...
L382p Montfort,
L382p Montfort),
nauw:
nouw (L382p Montfort)
|
klein van in- of doorgang, niet wijd, met weinig ruimte [bekremmeld, eng, strang, nauw] [N 91 (1982)] || nauw [SGV (1914)]
III-4-4
|
18909 |
nauwgezet; nauwgezet persoon |
precies:
prəsies (L382p Montfort),
secuur:
secuur (L382p Montfort),
səkuur (L382p Montfort),
səkūūr (L382p Montfort)
|
Hij is op zijn punt - sekuur (a.gezegd v.e. persoon; b.v.e. werk) [RND] || met zorg en aandacht te werk gaand, niet slordig of oppervlakkig [consciëntieus, secuur, precies, weiger] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17766 |
navel |
navel:
navel (L382p Montfort),
náávəl (L382p Montfort)
|
Navel: het litteken van de navelstreng midden op de buik (nakker, nagel, navel). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
34419 |
necrobacillosis, rotkreupel |
rotpoot:
rotpǭt (L382p Montfort)
|
Een besmettelijke klauwaandoening. Het begint met een ontsteking van de huid tussen de klauwen, daarna wordt de hoornwand aangetast en de zool van de klauw; deze laten los en er ontstaat kreupelheid. [N 77, 63; N 19, 69; A 48a, 29; N 52, 16; monogr.]
I-12
|
20361 |
neef |
neef:
neen
nèf (L382p Montfort)
|
neef; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van neven (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achterneven?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
24347 |
neet, luizenei |
neet:
neet (L382p Montfort),
neeÚ:t (L382p Montfort),
Veldeke
nête (L382p Montfort)
|
neet [SGV (1914)] || neet, luizenei [N 26 (1964)]
III-4-2
|
30233 |
negblokken |
profielstenen:
profilštęjn (L382p Montfort)
|
Bergstenen blokken die in het metselwerk worden aangebracht ter verlevendiging van venster- en ingangsneggen. Zie ook afb. 52. Volgens de invuller uit Q 121c konden de negblokken uit mergel, kunststeen of hardsteen vervaardigd zijn. [N 32, 12a]
II-9
|
18042 |
negenoog |
negenoog:
negenaog (L382p Montfort),
negenaug (L382p Montfort),
negənaug (L382p Montfort)
|
negenoog, bloedzweer [SGV (1914)] || Negenoog: kwaadaardige steenpuist omgeven door andere steenpuisten die ineen vloeien (negenoog, negenoger, kwader). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21475 |
neger |
neger:
nb : stoottoon
ne: ger (L382p Montfort)
|
neger [N 102 (1998)]
III-3-1
|
17905 |
nemen, pakken |
nemen:
nème (L382p Montfort),
pakken:
pakke (L382p Montfort)
|
nemen [SGV (1914)] || pakken [SGV (1914)]
III-1-2
|