17594 |
pupil |
kindje:
kientjə (L382p Montfort),
pupil:
pupil (L382p Montfort)
|
Pupil: het donkere gedeelte van het oog dat wijder of nauwer wordt naarmate er meer of minder licht in valt. [N 84 (1981)]
III-1-1
|
25038 |
purper, paarsrood |
purper:
purper (L382p Montfort)
|
de kleur paarsrood [purper, pilper] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
30086 |
put |
bok:
bok (L382p Montfort)
|
Terugwijkend gedeelte van het metselwerk van een muur. [N 31, 47a]
II-9
|
24227 |
putter |
putter:
pötter (L382p Montfort)
|
putter
III-4-1
|
33623 |
putzwengel |
wip:
wep (L382p Montfort)
|
[SGV (1914)]
I-7
|
23766 |
quatertemperdag |
quatertemperdag:
kwatertempendaag (L382p Montfort),
kwattertemperdaag (L382p Montfort)
|
De R.K. vastendag op de eerste woensdag, vrijdag en zaterdag van elk jaargetijde, quatertemperdag. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
19079 |
raad |
raad:
raod (L382p Montfort)
|
raad [SGV (1914)]
III-1-4
|
22726 |
raadsel(tje) |
raadsel(tje):
e rao‧dsel (L382p Montfort),
e rö:dselke (L382p Montfort),
raotsel (L382p Montfort),
rötselke (L382p Montfort)
|
raadsel [N 07 (1961)] || raadseltje [N 07 (1961)]
III-3-2
|
27904 |
raam |
venster:
venstǝr (L382p Montfort)
|
Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.]
II-9
|
33452 |
raampje in een poort |
luik:
(mv)
lykǝ (L382p Montfort)
|
Een raampje in een poort, soms ook een luikje, om door te kunnen kijken, ook wel ter beluchting, al dan niet beglaasd. De opgaven die duidelijk op een deur wijzen, zijn overgeplaatst naar het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.10). [N 5A, 54b]
I-6
|