e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Montfort

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spreekwoord spreekwoord: nb : stoottoon  sprae:kwao: rd (Montfort) Noem het (dialect)woord voor: een uitspraak zoals: "oost, west, thuis, best"? [spreekwoord] [N 102 (1998)] III-3-1
spreeuw spreeuw: spreef (Montfort, ... ), sprièv (Montfort), sprië:w (Montfort), sprîêw (Montfort), mv.  sprieëwe (Montfort) Hoe heet de spreeuw? [DC 06 (1938)] || spreeuw [SGV (1914)] III-4-1
spreken, praten praten: praote (Montfort), spreken: sprèke (Montfort) praten [SGV (1914)] || spreken [SGV (1914)] III-3-1
sprenkelen sprinkelen: sprinkelen (Montfort), sprinkələ (Montfort), spuiten: spuitə (Montfort) druppelsgewijze uitstrooien, uitgieten [spuiten, sprenkelen, sprengen] [N 91 (1982)] III-4-4
sprenkelen met de wijwaterkwast met wijnwater zengenen: mit wienwater zaengene (Montfort), met wijwater zengenen: mit wiewater zaengene (Montfort), wijwaterszegen: wiewaaterszaege (Montfort) Met de wijwaterskwast sprenkelend door de kerk gaan, de besprenkeling met wijwater aan het begin van de hoogmis. [N 96B (1989)] III-3-3
spreuk spreuk: nb : stoottoon  spreu: k (Montfort) Noem het (dialect)woord voor: een uiting zoals: "oordeel niet, opdat ge niet geoordeeld wordt"? [spreuk] [N 102 (1998)] III-3-1
springvloed springtij: spring tie (Montfort) springvloed, hoge waterstand die ontstaat als zon- en maanvloed samenwerken [giertij, springtij, gierstroom] [N 81 (1980)] III-4-4
springzaad balsemien: WLD  balsamien (Montfort) Balsemien (impatiëns balsemina). De bovenste bladeren niet in kransen om de stengel. De stengel groeit rechtopstaand, meestal weinig vertakt en ongeveer 1/2 m hoog of lager. De bloemen zijn rood, wit of gevlekt, haast altijd …gevuld", alleenstaand of in g [N 92 (1982)] III-4-3
sprinkhaan hooispring: (huisprink) (Montfort), hoessprink (Montfort), sprinkhaan: Duitsche sp  sprinkhaan (Montfort) sprinkhaan [DC 07 (1939)], [SGV (1914)] III-4-2
sproeten sproetelen: sprotele (Montfort, ... ) sproet(en) [SGV (1914)] || sproet, sproeten [sproewtels] [N 10 (1961)] III-1-1