31317 |
stempel, leest |
stamp:
stamp (L382p Montfort)
|
Gehard stuk staal met vierkante, rechthoekige of ronde dwarsdoorsnede dat naar onder toe in een punt uitloopt. De leest wordt met behulp van een hamer door gaten in metaal gedreven om ze groter te maken of om ze een andere vorm te geven. Zie ook afb. 55. [N 33, 278]
II-11
|
21487 |
stempelen |
doppen:
doppe (L382p Montfort),
stempelen:
stempele (L382p Montfort),
stimpələ (L382p Montfort)
|
het laten afstempelen door een werkloze van een formulier als bewijs dat hij geen regelmatige arbeid verricht heeft [doppen, stempelen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22663 |
stemvork |
stemvork:
stemvork (L382p Montfort),
steumvork (L382p Montfort)
|
Het instrument in de vorm van een U-vormig omgebogen stalen stang waarmee men een onveranderlijke toon voortbrengt die geschikt is om instrumenten te stemmen [toonijzer, stemvork]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
19893 |
stenen omheining |
muur:
moer (L382p Montfort),
schans:
schans (L382p Montfort)
|
een schutting of omheining van steen (schans, schrans, beer) [N 90 (1982)]
III-2-1
|
29923 |
stenendrager |
drager:
drē̜gǝr (L382p Montfort),
stenendrager:
stęjndrē̜gǝr (L382p Montfort)
|
De handlanger die speciaal belast is met het aandragen van de metselstenen. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen haken geplaatste termen het lemma 'handlanger'. [N 30, 2d; N 31, 16b; monogr.]
II-9
|
20062 |
ster van bethlehem (campanula isophylla moretti) |
campanula:
eigen spelling
kampanulla (L382p Montfort),
ster van bethlehem:
-
ster van Bethlehem (L382p Montfort, ...
L382p Montfort)
|
ster van bethlehem (Campanula isophylla Moretti) [DC 60a (1985)] || Ster van Bethlehem (campanulla isophulla alba) (kampanulla, valse edelweiss). [N 92 (1982)]
III-2-1
|
30005 |
sterke mortel |
vochtdichte spijs:
vǫx˱dex spīs (L382p Montfort)
|
Mortel voor waterdicht pleisterwerk, bijvoorbeeld voor kelders. Volgens de invuller uit Q 180 werd bij de bereiding ervan Rijnzand gebruikt. Zie voor de fonetische documentatie van de woorddelen '-(spijs)', '-(specie)', etc. het lemma 'Mortel'. [N 30, 38b]
II-9
|
30001 |
sterke trasmortel |
trasspijs:
tras[spijs] (L382p Montfort)
|
Mortel bestaande uit tras en kalk, volgens de invuller uit Q 35a gebruikt voor waterdicht werk. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 37b]
II-9
|
25218 |
sterrenbeelden |
bokkenwagen:
grote beer
bokkenwagen (L382p Montfort)
|
sterrenbeeld [DC 49 (1974)]
III-4-4
|
20323 |
sterven |
creperen:
kreperen (L382p Montfort),
hemelen:
spottend
hiemele (L382p Montfort),
kapotgaan:
WLD
kepòtgaon (L382p Montfort),
sterven:
sterve (L382p Montfort, ...
L382p Montfort,
L382p Montfort)
|
Hoe noemt u sterven, gezegd van dieren (kreperen, kapotgaan, doodgaan) [N 83 (1981)] || sterven [SGV (1914)] || sterven van een mens [N 38 (1971)] || sterven, doodgaan, hemelen gaan [sjterreve, hiemmelejoaë] [N 96D (1989)]
III-2-2, III-4-2
|