17620 |
tong |
tong:
toŋ (L382p Montfort)
|
De gemetselde afscheiding tussen twee rookkanalen in een schoorsteen. De term 'wang' (L 270) wordt doorgaans gebruikt voor de zijmuren van een uitgebouwd rook- en/of wasemkanaal. [N 32, 25c; monogr.]
II-9
|
18231 |
tong van een schoen |
lip:
leup (L382p Montfort),
tong:
tong (L382p Montfort, ...
L382p Montfort)
|
een strookje leer tussen de kleppen van een schoen [tong, lipje] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
30128 |
tongewelf |
halfsteens gewelf:
halfstęjns ˲gǝwølf (L382p Montfort)
|
Gewelf waarvan de dwarsdoorsnede een halve cirkel of een ellips is. [N 32, 22b]
II-9
|
21382 |
toonbank |
toonbank:
toonbank (L382p Montfort, ...
L382p Montfort,
L382p Montfort)
|
de winkeltafel waarop de waren worden getoond of gelegd [toog, toonbank, gaam, bank] [N 89 (1982)] || toonbank [SGV (1914)]
III-3-1
|
34588 |
toot |
tompen:
tompǝ (L382p Montfort)
|
Elk van de uitstekende delen van de berries (bij de hoogkar) of de bakbomen (bij de slagkar) achter aan de kar. De opgaven van de woordtypen top, stoot en stots zonder meervoudsuitgang zijn als meervoudig geïnterpreteerd wegens hun velair vocalisme. Door het ontbreken van een mogelijke enkelvoudige tegenopgave, is het echter mogelijk dat het hier om enkelvoudsopgaven gaat. Met het woordtype staart wordt het geheel aangeduid, in tegenstelling tot de andere woordtypen, waarmee elk deel afzonderlijk wordt benoemd. [N 17, 28 + 37a; N G, 59a; monogr]
I-13
|
32236 |
tootbeslag |
toten:
tūtǝ (L382p Montfort)
|
Het metalen beslag dat aan de achterkant van de kar ter bescherming om de uitstekende delen van de berries (bij de hoogkar) of bakbomen (bij de slagkar) wordt aangebracht. Zie ook het lemma ɛtootɛ in wld I.13, pag. 41.' [N G, 59b]
II-12
|
23464 |
torenhaan |
t hantje van dn taore?].:
haan vannen tore (L382p Montfort),
weerhaan (L382p Montfort)
|
De haanvormige windwijzer boven op de torenspits [weerhaan, windhaan [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23456 |
torenspits |
torenspits:
torespits (L382p Montfort, ...
L382p Montfort)
|
De spits van de kerktoren; deze is meestal met leien bedekt. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23300 |
torenuurwerk |
kerkklok:
kirkklok (L382p Montfort),
kèrrekklok (L382p Montfort)
|
Het uurwerk in de kerktoren, de torenklok [kerkklok, kerkuur?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24256 |
torenvalk |
stootbok:
stôêtbok (L382p Montfort)
|
torenvalk
III-4-1
|