20594 |
vast |
knauwel:
knawel (L382p Montfort),
knáwel (L382p Montfort)
|
doorbakken; Hoe noemt U: Zwaar gebakken, gezegd van brood (derf, klut, klei, knoef, kluit) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
23579 |
vaste misgezangen |
misgezangen:
mesgezange (L382p Montfort),
vaste gezangen:
vaste gezange (L382p Montfort)
|
De vaste misgezangen [Kyrie, Gloria, Credo, Sanctus, Agnus Dei]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34272 |
vaste uitwerpselen |
keutel (enk):
kø̄tǝl (L382p Montfort),
keutelen:
kø̄tǝlǝ (L382p Montfort),
krenten:
krentǝ (L382p Montfort),
poep:
pup (L382p Montfort),
schaapskeutelen:
sxǫpskø̄tǝlǝ (L382p Montfort),
stront:
stro.njtj (L382p Montfort),
strontj (L382p Montfort),
varkensstront:
vɛrkǝsstronjtj (L382p Montfort)
|
[N 76, 35; A 9, 24d]In de vragen L 20, 22f en A 4, 22f werd ook gevraagd naar het gebruik van schapenmest. Uit de antwoorden blijkt dat schapenmest kon dienen als bemesting in het algemeen en als weiland- en bloembemesting. Ook vermengde men schapenmest met stalmest. Schapenmest werd wel eens gebruikt om stokbomen in te planten. [N 77, 122; L 20, 22f; A 4, 22f; A9, 24c] || Vaste uitwerpselen van vee. [JG 1a, 1b; A 9, 24e; A 9, 28c; monogr.]
I-11, I-12
|
33363 |
vaste voer- en drinkbak |
krib:
krøp (L382p Montfort),
krø̜p (L382p Montfort),
trog:
trǭx (L382p Montfort)
|
De opgemetselde bak of goot, soms in vakken verdeeld, die vóór de koeien langs loopt, waaruit de koeien eten en drinken. De hoogte van de bak verschilt van plaats tot plaats. Het water wordt het laatst in de bak gedaan. De bak is dan meteen schoon. Zie ook het vorige lemma "voer- en drinkgoot" (2.2.14). Zie ook afbeelding 10 bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 37b; N 4, 76; N 5, 96; L 1, a-m; L A1, 174; S 19; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10]
I-6
|
23938 |
vasten |
vasten:
vaste (L382p Montfort)
|
Het zich geheel of gedeeltelijk onthouden van eten; in het bijzonder: slechts eenmaal per dag een volle maaltijd gebruiken, vasten [vaste, va.ste]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22648 |
vastenavond |
vastelavond:
vastelaovend (L382p Montfort),
vastelaovendj (L382p Montfort),
vasteloaëved (L382p Montfort),
vastəlu.vənt (L382p Montfort)
|
De zondag vóór Aswoensdag, vastenavond [vasteloaëved]. [N 96C (1989)] || vastenavond [RND] || Vastenavond [SGV (1914)]
III-3-2
|
23332 |
vastendag |
vastendag:
vastedaag (L382p Montfort),
vastendaag (L382p Montfort)
|
Een vastendag [vassendag, vasseldag]. [N 96D (1989)] || vastendag [SGV (1914)]
III-3-3
|
23783 |
vastenpreek |
vastenpreek:
vastepraek (L382p Montfort),
vastepräk (L382p Montfort)
|
De vastenpreek tijdens het lof op de zondagen van de vasten. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23331 |
vastentijd |
vasten:
vaste (L382p Montfort, ...
L382p Montfort),
vasten (L382p Montfort),
vastentijd:
vastentied (L382p Montfort)
|
De periode van Aswoensdag tot Pasen (de grote vasten, vastentijd). [N 96C (1989)] || vasten [SGV (1914)]
III-3-3
|
21284 |
vechten |
vechten:
vechten (L382p Montfort),
vègtə (L382p Montfort)
|
ruzie maken en daarbij gebruik maken van handen, armen en benen [kempen, kebberen, vechten] [N 85 (1981)]
III-3-1
|