18002 |
verkleumd |
stijf:
stie.f vanne kaaj (L382p Montfort)
|
verstijfd van kou [verkild] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21392 |
verkoper |
verkoper:
verkuiper (L382p Montfort)
|
verkooper [SGV (1914)]
III-3-1
|
18074 |
verkouden |
bevangen:
bǝvaŋǝ (L382p Montfort),
verkoud:
ich bön verkaajd (L382p Montfort),
verkaadj (L382p Montfort),
verkaowd (L382p Montfort),
vǝrkātj (L382p Montfort)
|
Een ontsteking van het neusslijmvlies. [JG 1b; N 8, 89; N 52, 24 en 25; monogr.] || Verkouden: verkouden zijn; ontsteking van neusslijmvlies, met neusverstopping en slijmafscheiding (verkoud, verkouden, verkeld, versnoft). [N 84 (1981)] || Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben ~ [DC 27 (1955)]
I-9, III-1-2
|
21281 |
verkwisten |
verknoeien:
vèrknoojə (L382p Montfort),
verkwanselen:
verkwanselen (L382p Montfort)
|
op overdadige en lichtzinnige wijze besteden [dolboteren, vermokken, vertoelibassen, verkwisten] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
19038 |
verlegen |
beschaamd:
besjéémt (L382p Montfort),
bleu:
bluë (L382p Montfort),
schouw:
sjoe (L382p Montfort),
verlegen:
verléége (L382p Montfort)
|
verlegen [schoow, sjou, bluuj, besjeemt] [N 06 (1960)]
III-1-4
|
18850 |
verlegen (zijn) |
verlegen:
verlége zeen (L382p Montfort),
vərlègə (L382p Montfort)
|
niet flink of zelfbewust zijn, zich niet goed durven uiten in het bijzijn van anderen [teutelen, verlegen zijn] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
31283 |
verlengstuk |
verlengstuk:
vǝrlęŋstøk (L382p Montfort)
|
Een stuk ijzer dat aan een werkstuk wordt vastgezet om dit laatste bij het smeden gemakkelijker te kunnen hanteren. Doorgaans gebruikt men echter een smeedtang. [N 33, 309]
II-11
|
21393 |
verliezen |
verliezen:
Opm. de i is kort.
verlijze (L382p Montfort, ...
L382p Montfort)
|
verliezen [SGV (1914)]
III-3-1, III-3-2
|
34165 |
verlopen |
verlopen:
vǝrlǫu̯pǝ (L382p Montfort)
|
Na korte tijd van dracht een misgeboorte hebben, gezegd van de koe. [N 3A, 39a]
I-11
|
19338 |
vermaak |
amusement:
amuseren (L382p Montfort),
plezier:
pləzeer (L382p Montfort),
vermaak:
vermaak (L382p Montfort)
|
een handeling waardoor men plezier beleeft [vermaak, amusement] [N 85 (1981)]
III-1-4
|