23312 |
vespers |
vesper (lat.):
də vespər (L382p Montfort),
vesper (L382p Montfort, ...
L382p Montfort)
|
De op grote feesten gehouden namiddagdienst waarin door het koor psalmen worden gezongen: de vespers, de vesper. [N 96B (1989)] || de vespers [RND]
III-3-3
|
18277 |
vest |
vesting:
vèsting (L382p Montfort),
vestingswal:
vestingswal (L382p Montfort),
wal:
wal (L382p Montfort),
wambuisje:
wämeske (L382p Montfort)
|
de aarden wal rondom een stad of gracht [vesting, vest] [N 90 (1982)] || vest (kleedingstuk) [SGV (1914)]
III-1-3, III-3-1
|
34054 |
vet te mesten stierkalf |
meststiertje:
mɛststīrtjǝ (L382p Montfort)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (kalf) het lemma ''kalf'' (3.1.1). [N 3A, 75a]
I-11
|
34070 |
vet te mesten vaars |
schot:
sxǫt (L382p Montfort)
|
[N 3A, 75c]
I-11
|
34274 |
vetmesten |
vet maken:
vɛt mākǝ (L382p Montfort)
|
Vee vetmesten, in het bijzonder gezegd van stiertjes, kalveren en vaarzen. [N 38, 26; N 3A, 75a, 75b, 75c, 76 en 77a; monogr.]
I-11
|
33665 |
vetweide |
vetwei:
vɛtwɛi̯ (L382p Montfort)
|
Speciale, meestal afgemaakte wei waar men koeien laat grazen die niet meer geschikt zijn voor de productie en die als slachtvee bestemd zijn. [N 3A, 77b; N 3A, 77c; N 6, 33b; JG 1a, 1d; L 19B, 2aI; L 32, 45; RND 20; S 43; monogr.]
I-8
|
34215 |
vetweiden |
vetweiden:
vɛtwɛi̯ǝ (L382p Montfort)
|
Het laten grazen van slachtvee in een speciaal daarvoor bestemde weide. [N 3A, 77b]
I-11
|
33756 |
veulen |
veulen:
vø̄lǝ (L382p Montfort)
|
Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.]
I-9
|
25284 |
vierdel, maat van 125 gram of kwart pond |
vierdel:
veerdəl (L382p Montfort),
verel (L382p Montfort)
|
de maat die een gewicht aangeeft van 125 gram, dat is 1/4 pond [verrel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22832 |
vieren |
vieren:
gəvi.rt (L382p Montfort)
|
gevierd [RND]
III-3-2
|