31386 |
vierkante vijl |
vierkantvijl:
vērkantj˲vīl (L382p Montfort)
|
Stalen vijl waarvan het blad vierkant van doorsnede is en vanaf het midden naar het uiteinde iets spits toeloopt. De vierkante vijl dient voor het vijlen van vierkante gaten, hoeken, etc. Zie ook afb. 103. [N 33, 91; N 33, 93]
II-11
|
20574 |
vieruursboterham |
koffie, de -:
de kóffe (L382p Montfort),
de kóffíe (L382p Montfort),
də kòffie (L382p Montfort),
də kòffə (L382p Montfort),
koffiedrinken, het -:
koffie drinken (L382p Montfort),
koffiedrinken (L382p Montfort),
namiddag, de -:
namiddig (L382p Montfort),
vierurenkoffie, de -:
veer-oere koffie (L382p Montfort)
|
de maaltijd met brood rond 4 uur [N 07 (1961)] || maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)]
III-2-3
|
23762 |
vigilie |
vigiliedag:
vigiliedaag (L382p Montfort)
|
De avond vóór een kerkelijke feestdag [vigilie, heiligavond]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
21537 |
vijf centiem |
knabje:
knepke (L382p Montfort),
knèpkə (L382p Montfort)
|
een muntstuk van vijf centimes (in België) [solleke, knepke, halve sol] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
23739 |
vijf wonden van christus |
vijf wonden:
vief wonje (L382p Montfort, ...
L382p Montfort)
|
De vijf wonden, de kruiswonden van Christus [de vunnef wónde?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21538 |
vijfentwintig centiem |
kwartje:
kwartje (L382p Montfort),
kwartjə (L382p Montfort)
|
een muntstuk van 25 centimes (in België) [kwartje] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24759 |
vijfvingerkruid |
vijfvingerkruid:
WLD
vief vinger kroet (L382p Montfort),
vijfvingerkroet (L382p Montfort)
|
Vijfvingerkruid (potentilla reptans 30 tot 60 cm groot. De stengels zijn lang kruipend en onvertakt, meestal wortelend; de bladeren zijn 5- tot 7-tallig en lang gesteeld. De blaadjes zijn eivormig, gekarteld-gezaagd en aan de onderkant meestal zacht beh [N 92 (1982)]
III-4-3
|
20894 |
vijg |
vijg:
vie:ch (L382p Montfort),
vieg (L382p Montfort),
WLD
vieg (L382p Montfort)
|
De eetbare, zoete, vlezige vrucht van de vijgeboom (vijg, smeerlap, vijgedaal). [N 82 (1981)] || vijg
III-2-3
|
25354 |
vijl |
vijl:
vīl (L382p Montfort, ...
L382p Montfort)
|
In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met inkepingen voor het bewerken, slijpen of gladmaken van harde materialen, inz. metalen. Naar de grofte van de vijlkap, het aantal groeven over een bepaalde lengte van het blad, worden vijlen onder meer met de volgende benamingen aangeduid: grove vijlen, bastaardvijlen, halfzoetvijlen, zoetvijlen en fijne zoetvijlen. Naar de vorm worden de volgende vijlen onderscheiden: platte vijlen, driekante vijlen, halfronde vijlen, ronde vijlen of rattenstaarten en mesvijlen. Zie ook deze lemmata. Volgens de respondent uit L 329 was het assortiment vijlen van de koperslager te vergelijken met dat van smeden en bankwerkers. Zo noemde hij zoetvijlen, half-bastaardvijlen, bastaardvijlen, raspen en ronde, halfronde, vierkante, driekantige en platte vijlen. Zie ook deze lemmata. [N 33, 84; N 64, 53a; N 66, 21a; monogr.] || In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met inkepingen voor het bewerken, slijpen of gladmaken van harde materialen. Zie ook het lemma ɛvijlɛ in wld II.11, pag. 69. Het materiaal hier vormt een aanvulling op dit lemma.' [S 40; A 14, 12a, add.; monogr.]
II-11, II-12
|
31373 |
vijlhandvat |
handvat:
hantj˲vat (L382p Montfort),
vijldrukhand:
vīldrøkhantj (L382p Montfort)
|
Van hout of kunststof vervaardigde handgreep die op de arend van de vijl wordt geplaatst. Zie ook het lemma "arend". [N 33, 105]
II-11
|