22342 |
vuistslag op de rug |
dof:
doef (L382p Montfort),
vuistslag:
voesslaag (L382p Montfort)
|
Een slag met de vuist op iemands rug [druts, does, dof]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
31165 |
vulstok, vulijzer |
vulijzer:
vø̜līzǝr (L382p Montfort)
|
Pook waarmee men de rand van de binnenhaam met stro vult. Er zijn verschillende modellen. Linssen (1967, pag. 96) definieert een vulstok als volgt: "Houten lat met een inkerving aan een punt, waarmee men het stro tijdens het vullen op de gewenste plaats duwt": Zie afb. 76. [N 36, 42]
II-10
|
19813 |
vuurtang, sinteltang |
vuurtang:
vy(3)̄rtaŋ (L382p Montfort)
|
vuurtang [N 05A (1964)]
III-2-1
|
31570 |
vuurvast vulmiddel |
chamotte:
šamǫt (L382p Montfort)
|
In dit lemma zijn de benamingen opgenomen voor de diverse materialen waarmee de smid de voorstukken van kachels kan opvullen om ze tegen verbranden te vrijwaren. Chamotte is een mengsel van fijngemalen scherven dat vaak aan de klei wordt toegevoegd om deze beter geschikt te maken voor hoge temperaturen. Zie voor het woordtype chamottestenen ook het lemma ɛvuurvaste stenenɛ in WLD ii.8, pag. 70. Asbest is een vezelachtige, onbrandbare stof die in de vorm van platen ook als warmte-isolatie wordt gebruikt.' [N 33, 314]
II-11
|
30004 |
vuurvaste mortel |
chamottespijs:
šamǫt[spijs] (L382p Montfort)
|
Mortel voor vuurvast metselwerk. Vuurvaste mortel wordt volgens de invuller uit L 321 gebruikt voor stoomketels, kachels en fornuizen. Zwiers II (pag. 548) geeft als grondstoffen voor vuurvaste mortel: zeer schrale klei of één deel portlandcement en drie delen zand met zo weinig mogelijk water aangemaakt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 38c]
II-9
|
29814 |
vuurvaste stenen |
chamottestenen:
šamǫtstęjn (L382p Montfort)
|
Stenen die bestand zijn tegen vuur. Zij worden onder meer gebruikt bij de bouw van ovens. Het woorddeel chamotte- in de woordtypen chamottestenen en chamottebrikken verwijst naar het mengsel van fijngemalen scherven dat bij dit soort stenen aan de klei wordt toegevoegd. [N 30, 54b; N 98, 160 add.]
II-8
|
25125 |
waaienx |
waaien:
het wejde (L382p Montfort),
wejje (L382p Montfort),
’t weaitj (L382p Montfort)
|
het waaide [SGV (1914)] || waaien [N 22 (1963)], [SGV (1914)]
III-4-4
|
20126 |
waaks |
waakzaam:
waakzaam (L382p Montfort)
|
Hoe noemt u goed, ijverig waken, gezegd van een hond (gewarig, waaks, waakzaam) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
18860 |
waarderen |
tellen:
teillə (L382p Montfort),
waarderen:
waardeerə (L382p Montfort),
waarderen (L382p Montfort)
|
op de juiste of op hoge waarde schatten, op prijs stellen [waarderen, tellen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21457 |
waarschuwen |
kijven:
kieve (L382p Montfort),
vermanen:
vermanə (L382p Montfort),
waarschuwen:
waarschuje (L382p Montfort, ...
L382p Montfort),
waarschuuwə (L382p Montfort),
waarschuwe (L382p Montfort)
|
het attent maken op gevaar of nadeel dat men door een bepaalde oorzaak zou kunnen ondervinden [vermaan, waarschuwing] [N 85 (1981)] || het geluid dat vogels maken wanneer men te dicht bij hun nest komt (kijven) [N 83 (1981)] || waarschuwen [SGV (1914)]
III-3-1, III-4-1
|