e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Montfort

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
weduwnaar widman: witman (Montfort, ... ) weduwnaar [DC 05 (1937)], [SGV (1914)] III-2-2
weefsel, stof stof: (Duitsche: st).  stof (Montfort) stof (étoffe) [SGV (1914)] III-1-3
week in de muil week in de muil: węi̯k en ǝ mul (Montfort), zacht in de muil: zāx en ǝ mul (Montfort) Gevoelig in de mond voor de druk van het gebit, vooral bij jonge paarden. [JG 1a; N 8, 64f] I-9
weekdienst weekdienst: weekdeens (Montfort) Een wekelijkse mis voor een overledene, weekdienst. [N 96B (1989)] III-3-3
weelde weeld: wèlj (Montfort) weelde [SGV (1914)] III-3-1
weer naar het jaargetijde allerheiligenzomer: alderheelgezomer (Montfort), donkere dagen voor kerstmis: drusten daag veur kosmes (Montfort), kranenzomer: kranezomer (Montfort) weer in bepaalde jaargetijden (bijv. [kranenzomer] (zachte nazomer), [bamisweer] (herfstweer) e.d. inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] III-4-4
weerbarstig dwars: dwarsə (Montfort) zich niet schikken, weerbarstig [dwars, nippig, contrare] [N 85 (1981)] III-1-4
weerborstel weerborstel: weerbustel (Montfort) valse kruin, zomaar ergens in het hoofdhaar [wersboorsel, wirborstel] [N 10 (1961)] III-1-1
weerlichten roebelen: ⁄t roebeltj (Montfort), weerlichten: wae.rleechte (Montfort), wéérleechte (Montfort), wéérleegte (Montfort) bliksemen aan de horizon zodat alleen de weerschijn zichtbaar is zonder dat de donder gehoord wordt [weerlichten, heilichten] [N 81 (1980)] || bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)] III-4-4
weerlichtx weerlicht: waer leeg (Montfort), wèrlicht (Montfort), wèrlig (Montfort), zeebrand: zieēbrandj (Montfort) bliksem, elektrische vonk die bij onweer van de ene wolk naar de andere of naar de aarde overspringt [bledderum, vuurlicht, weerlicht] [N 81 (1980)] || bliksemen aan de horizon zodat alleen de weerschijn zichtbaar is zonder dat de donder gehoord wordt [weerlichten, heilichten] [N 81 (1980)] || weerlicht waarvan men de eigenlijke straal niet ziet, oplichtend aan de horizon [zeebrand] [N 22 (1963)] III-4-4