23918 |
wonderen doen |
wonderen doen:
wónjere doon (L382p Montfort)
|
Wonderen doen/verrichten. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19835 |
wonen |
huizeren:
hoezeere (L382p Montfort),
nest klaar hebben:
néés klaor (L382p Montfort),
wonen:
wone (L382p Montfort),
wonen (L382p Montfort)
|
een nestje hebben, gezegd van vogels (nesten, wonen, houden) [N 83 (1981)] || huizen (ww.) [SGV (1914)] || wonen [SGV (1914)]
III-2-1, III-4-1
|
22722 |
woonwagen |
kermiswagen:
kermiswagen (L382p Montfort),
woonwagen:
woonwaagə (L382p Montfort)
|
De woonwagen van kermisklanten [karrakiekast, brak]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
21267 |
woord |
woord:
waord (L382p Montfort),
wo.rt (L382p Montfort)
|
woord [RND], [SGV (1914)]
III-3-1
|
30806 |
worm- en horzelgat |
horzelplek:
hǫrzǝlplɛk (L382p Montfort)
|
Gat in het leer, veroorzaakt door een horzelsteek. Runderhorzels leggen hun eieren in de huid van de koe. Als de larven er weer uit zijn gekropen, blijft er een klein gaatje over, dat weliswaar weer dichtgroeit, maar toch altijd een zwakke en lelijke plek in het leer blijft geven (Liedmeier, pag. 2). Steken van andere insecten kunnen dezelfde kwaliteitsverminderende invloed op het leer hebben. [N 60, 7b; N 36, 7]
II-10
|
34202 |
wormbulten |
aambetelen:
(enk)
ǭmbęi̯tǝl (L382p Montfort)
|
In de zomer leggen runderhorzels hun eitjes aan de haren van het rund. Na enkele dagen kruipen er larven uit de eitjes. Deze dringen het lichaam binnen langs de haren en het haarzakje, doorboren de huid en groeien langzamerhand uit. In de winter komen ze vooral onder de huid van de rug terecht. Iedere plek waar een larve zit, vormt een bultje, de wormbult. Om te kunnen ademen doorboort de larve de huid van het rund. Dit veroorzaakt wondjes die gemakkelijk geïnfecteerd kunnen raken, waardoor zeer uitgebreide verettering kan ontstaan. Zie ook het lemma ''wormbulten'' in wbd I.3, blz. 478-479. [N 52, 22; N 3A, 83b; A 48A, 35; monogr.]
I-11
|
21014 |
wormstekig |
gewormd:
gewormdj (L382p Montfort),
wormsteek:
worm steek (L382p Montfort, ...
L382p Montfort)
|
Door wormen aangetast, gezegd van fruit (wormstekig, gemaaid, vermaaid, verpielt, meutelig, maaistekig, maaisteek). [N 82 (1981)] || wormstekig ve appel [DC 23 (1953)]
I-7, III-2-3
|
20853 |
worst |
worst:
wōs (L382p Montfort)
|
worst
III-2-3
|
22430 |
worstelen |
worstelen:
worstele (L382p Montfort, ...
L382p Montfort),
worstelen (L382p Montfort)
|
De tak van krachtsport waarbij het doel is de tegenstander door bepaalde grepen en bewegingen op de grond te werpen [zo dat zijn schouders de grond raken] [worstelen, borstelen]. [N 88 (1982)] || worstelen [SGV (1914)]
III-3-2
|
32970 |
wortel |
wortel:
wǫrtǝl (L382p Montfort)
|
Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.]
I-4
|