30066 |
zwiepingen |
profiellatten:
profillatǝ (L382p Montfort)
|
De houten latten waarmee het profiel loodrecht wordt vastgezet. Zie ook afb. 28. [N 31, 7b; monogr.]
II-9
|
21410 |
zwijgen |
zwijgen:
zwiege (L382p Montfort)
|
zwijgen [SGV (1914)]
III-3-1
|
26002 |
zwijmelen |
schravelen:
šrāvǝlǝ (L382p Montfort),
waggelen:
wakǝlǝ (L382p Montfort)
|
Onvast, langzaam en met moeite gaan, zonder richting te houden. [N 8, 73 en 83]
I-9
|
34613 |
zwik van de wagen |
zwik:
zwek (L382p Montfort)
|
De dwarsbalk die de vorkhouten onder de bak van de langwagen met elkaar verbindt. [N 17, 42 + 44d; N G, 70f; JG 1b; monogr]
I-13
|
19301 |
zwoegen |
ploeteren:
ploetərə (L382p Montfort),
tremmen:
trimmə (L382p Montfort),
wroetelen:
vreutelen (L382p Montfort),
zich plagen:
zich plaogə (L382p Montfort),
zich uitsloven:
zich oetslòvə (L382p Montfort),
zich weren:
hee werdj zich (L382p Montfort),
zich wèrə (L382p Montfort),
zwoegen:
zwoege (L382p Montfort),
zwoegə (L382p Montfort)
|
hard werken [zwoegen, wroeten, adammen, muiken, ploeteren, trimmen, porren] [N 85 (1981)] || zich bijzonder inspannen, erg veel moeite doen [zich weren, zich uitsloven, weerbieden] [N 85 (1981)] || zwoegen (hard werken) [SGV (1914)]
III-1-4
|
21113 |
zwoord |
zwaard:
zwaard (L382p Montfort),
zwaasj (L382p Montfort)
|
zwoerd (van spek) [N 07 (1961)] || zwoord (spek~) [SGV (1914)]
III-2-3
|