e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Montfort

Overzicht

Gevonden: 5966
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
braakliggen braak: brǭk (Montfort), braakliggen: brǭklegǝ (Montfort) Land of een akker voor een tijd, soms voor meerdere jaren, onbebouwd laten liggen. Naast de werkwoordelijke woordtypen als braken en braakliggen komen er in dit lemma ook woordtypen voor die bijvoeglijk van aard zijn. Deze hebben grammaticaal de functie van een bepaling van gesteldheid bij de werkwoorden (laten) liggen en zijn, b.v. het land ligt braak, is hard, woest en b.v. het land (voor) vogelwei laten liggen, (in de) dries laten liggen enz. [N 11, 5; N 11, 6; N 11A, 134a; N 11A, 135; N 27, 4b; L 1a-m; L 22, 13; JG 1a, 1b, 1d; S 4; Wi 43; Ale 253; monogr.] I-8
braambes bramelen: braomel (Montfort, ... ), braumel (Montfort, ... ), ^ moet boven de Ø staan (tweetoppig?)  brō^mələ (Montfort) braam(bessen) [RND] || braambes [Roukens 03 (1937)], [SGV (1914)] III-4-3
braambessen bramelen: brōmǝlǝ (Montfort), brǫu̯mǝl (Montfort) Als aanvulling op de vraag die in het lemma Braam is behandeld werd ook geïnformeerd naar de benamingen van de vrucht van de braamstruik. [JG 1b gedeeltelijk, 1c, 2c] I-5
braamsluiper kaats: kèutsj (Montfort), strts: ströts (Montfort) braamsluiper || Hoe heet de braamsluiper? [DC 06 (1938)] III-4-1
braamstruik bramelen: braomele (Montfort), brameltenstruik: braomeltestroek (Montfort), bramenstruik: bremestroek (Montfort) braam (struik) [Roukens 03 (1937)] || braamstruik [SGV (1914)] || De doornige struik die vooral op de heide en in de duinen en langs bosranden voorkomt; de vruchten zijn eerst groen, dan rood en als ze rijp zijn zwart (braamstruik, benrik, breemhorst, breemhocht, breemdoren, breembes, braam, breem, doren). [N 82 (1981)] III-4-3
braden braden: braoje (Montfort) braden [SGV (1914)] III-2-3
braken kotsen: kotsen (Montfort), kótse (Montfort), zich braken: zich braeke (Montfort) kotsen [SGV (1914)] || overgeven, vomeren [speuwe, spaven, kitse, kotse, kalve, kalvere] [N 10 (1961)] III-1-2
branden branden: de stoof brandj (Montfort) brandt [de kachel ~ ] [SGV (1914)] III-2-1
brander van een lamp brander: branjer (Montfort) brander (v. e. lamp) [SGV (1914)] III-2-1
brandewijn brandewijn: brandewijn (Montfort, ... ), franse: franse (Montfort) brandewijn; Hoe noemt U: Sterk alcoholische drank, gestookt uit wijn of graan (brandewijn, snevel, franse) [N 80 (1980)] III-2-3