e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Montfort

Overzicht

Gevonden: 5966
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broeder-onderwijzer frater (lat.): frater (Montfort) Een broeder onderwijzer, frater [fra, sjefra]. [N 96D (1989)] III-3-3
broedermeester broedermeester: broodemeister (Montfort) De persoon die tijdens de bidprocessies (op St. Marcus en de kruisdagen) met een staf beurtelings de voorbiddende en de nabiddende rij aanwees (broedermeester). [N 96C (1989)] III-3-3
broederschap broederschap: broderschap (Montfort), brodersjap (Montfort) broederschap [SGV (1914)] III-3-3
broederschap van de heilige kindsheid kindsheid: kinsheid (Montfort) De broederschap van kinderen die als doel had de heidense kinderen, vooral die in China, op te voeden, Broederschap der H. Kindsheid [Hèllige Kinsheid]. [N 96D (1989)] III-3-3
broeds broeds: brø̄ts (Montfort) Op de vraag "Wat zegt u tegen "broeds" in uw dialect?" antwoordt een aantal informanten met een omschrijving. Deze antwoorden vindt men terug onder de als werkwoord aangeduide woordtypen. [N 19, 43b; L 22, 22; S 5; monogr.] I-12
broedse kip die men niet wil laten broeden leegloperd: lēxlø̜i̯pǝrt (Montfort) [N 19, 43b] I-12
broeibak broeibak: breujbak (Montfort) [SGV (1914)] I-7
broek, veren aan de poten pluis: pluusj (Montfort) veren aan de poten van een vogel (scherkes) [N 83 (1981)] III-4-1
broek: algemeen boks: boks (Montfort), bòks (Montfort) broek (kleedingstuk) [SGV (1914)] || Hoe noemt men de broek (bovenkleeding)? Maakt men misschien onderscheid tusschen een klepbroek en een gewone broek? [DC 09 (1940)] III-1-3
broer broer: broor (Montfort) broeder [DC 05 (1937)] III-2-2