20372 |
bruidssluier |
sluier:
sluier (L382p Montfort)
|
de sluier van de bruid, trouwsluier [sleuer] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20390 |
bruiloft |
bruiloft:
broelof (L382p Montfort),
(= het fees bie t trouw).
broelof (L382p Montfort)
|
de bruiloft, het huwelijksfeest [hoeëchtsiet] [N 96D (1989)] || de plechtigheid waarbij het samenleven van een man en een vrouw wettelijk geregeld wordt [huwelijk, trouw, trouwerij] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
34197 |
brulkoe |
brulkoe:
brølku (L382p Montfort)
|
Een koe die aan de brulziekte lijdt. [N 3A, 101, A 48A, 45b, 45c; L 19B, 4a]
I-11
|
34138 |
brullen |
brullen:
brølǝ (L382p Montfort)
|
Abnormaal geluid dat vooral wild geworden runderen uitstoten. [N 3A, 6; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
24783 |
brunel |
bijenkorf:
WLD
biee korf (L382p Montfort)
|
Brunel (brunella vulgaris 5 tot 40 cm groot. De stengels zijn meestal zwak behaard; de bladeren zijn eivormig en gesteeld, de bladrand is gaafrandig of iets gekarteld; de bloemen staan in dichte, korte trossen aan de toppen van de stengels, de kleur is [N 92 (1982)]
III-4-3
|
21573 |
brutaal |
astrant:
astrant (L382p Montfort),
brutaal:
brutaal (L382p Montfort),
frech (du.):
vrèk (L382p Montfort),
onbeschoft:
onbeschoeftj (L382p Montfort),
onbəschoeft (L382p Montfort),
schroeten (ww.):
vgl. N85,140 (opscheppen).
schroetə (L382p Montfort)
|
geen schaamte hebbend [(zeer) brutaal, astrant, frech, vrank, frank] [N 87 (1981)] || zeer onbeschaamd, zeer brutaal [astrant, ekstrant, onbeschoft] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
25116 |
bui, regenbui |
bui:
buuj (L382p Montfort, ...
L382p Montfort),
regenbijs:
⁄n rénge bies (L382p Montfort),
regenbui:
rĕïgerbuj (L382p Montfort),
schuil:
(v.).
sjoe.l (L382p Montfort)
|
bui [SGV (1914)] || regenbui [SGV (1914)] || regenbui, korte periode van regen [frontbui, gurze, schoer] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
31267 |
buigijzer |
aanvilttoren:
āvɛltjtōrǝ (L382p Montfort)
|
Een driehoekig blok ijzer met aan de onderzijde een pin, dat in het aambeeldgat wordt geplaatst en wordt gebruikt om er met behulp van een hamer stukken ijzer op te buigen. Zie ook afb. 26. [N 33, 45-46; N 33, 55]
II-11
|
17634 |
buik |
buik:
būk (L382p Montfort),
pens:
pɛns (L382p Montfort)
|
Zie afbeelding 2.33. [JG 1a, 1b; N 8, 14 en 41]
I-9
|
17635 |
buik (spotnamen) |
pens:
pens (L382p Montfort)
|
buik: spotbenamingen [N 10 (1961)]
III-1-1
|