e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Montfort

Overzicht

Gevonden: 5966
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
calvarieberg op het kerkhof kruisgroep: kruusgroep (Montfort) De beeldengroep op het kerkhof, bestaande uit Jezus aan het kruis en aan weerskanten daarvan Maria en Johannes [Calvariegroep, kruisgroep, Calvarieberg?]. [N 96A (1989)] III-3-3
calèche calche (fr.): kalesj (Montfort), kalèche (Montfort) een licht, vierwielig rijtuig [caleche, kales] [N 90 (1982)] III-3-1
canadapopulier canada: WLD  kannáádáá (Montfort), gauwgroot: gauw groot (Montfort) De canadese populier; kruising tussen de zwarte populier en amerikaanse soort (canada, kana, klaterboom, canadas, canidas, gauwgroot). [N 82 (1981)] III-4-3
canon canon (lat.): kanon (Montfort, ... ) Het op het sanctus volgende hoofdgedeelte van de mis, de canon = eucharistisch gebed. [N 96B (1989)] III-3-3
canonborden canonborden: kanonborde (Montfort, ... ) De canonborden op het altaar. [N 96B (1989)] III-3-3
carambole carambole (fr.): carambole (Montfort) Het raken van de rode bal en één van de beide witte met de andere witte bal waarmee gespeeld wordt in een bepaald biljartspel [carambole, karbel, kerbol, karbelhouwogen]. [N 88 (1982)] III-3-2
cariës aanslag: aanslag (Montfort), tandbederf: tandbederf (Montfort), wolf: wouf (Montfort) Cariës: tandbederf, langzame vernietiging van het glazuur van de tand (wolf, cariës). [N 84 (1981)] III-1-2
carnavalsoptocht carnavalsoptocht: karnavalsoptoch (Montfort), vastelavondoptocht: vastelaovendjoptoch (Montfort) De optocht met carnaval [cavalcade]. [N 88 (1982)] III-3-2
castagnetten castagnetten: castingnette (Montfort), kōͅtinjeͅtə (Montfort) De twee bolletjes van hout of ivoor die men aan de vingers bindt en tegen elkaar slaat [klepperkens, klepper, castagnetten]. [N 90 (1982)] III-3-2
castreren castreren: castreren (Montfort), kastrērǝn (Montfort), knippen: knepǝ (Montfort), snijden: snii̯ǝ (Montfort) Een mannelijk paard onvruchtbaar maken door de teelballen weg te snijden; men spreekt dan van een ruin. Vgl. het lemma ''ruin'' (2.1.3). [JG 1a, 1b; N 8, 60] || In dit lemma worden twee manieren van castreren onderscheiden: A. onvruchtbaar maken door de teelballen weg te nemen, weg te snijden of te kwetsen, en B. onvruchtbaar maken door de teelballen af te binden of af te knijpen.. [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.] I-11, I-9