e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Montzen

Overzicht

Gevonden: 3044

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
(met) het hoofd stoten knotsen: zəx knutsə (Montzen) Het hoofd stoten (botsen, knotsen). [N 109 (2001)] III-1-2
(met) stevige benen ferme benen: fɛrəm bēn (Montzen) Stevige benen (stompels, gestapeleerd) [N 109 (2001)] III-1-1
(zich) bukken (zich) bukken: zəx bøkə (Montzen) Bukken, zich bukken ((zich) buigen) [N 109 (2001)] III-1-2
<naam> namensdag: namənsdāch (Montzen), namensdag vieren: namənsdāch vīrə (Montzen) Een naamfeest, naamdag [vernamsdaag, nametsdaag]. [N 96C (1989)] || Het gelukwensen en een geschenk aanbieden op verjaardag/naamfeest [bestèke]. [N 96C (1989)] III-3-2
aalmoezenier aumnier (fr.): ənə omonjē (Montzen) Een priester die belast is met de zielzorg van een bepaalde klasse of groep van mensen [aalmoezeneer]. [N 96D (1989)] III-3-3
aambeeld amboss: ambos (Montzen), ̇ambo.s (Montzen) Een gietijzeren of stalen blok waarop de smid het smeedwerk uitvoert. Aan één of twee zijden van het aambeeld kan een hoorn zijn bevestigd, een puntig uitsteeksel waarop ijzer kan worden gebogen. De vlakke bovenzijde van het aambeeld, de baan, wordt gebruikt voor het smeedwerk. In de baan zijn soms één of meer gaten aangebracht waarin gereedschap zoals de schroodbeitel en de tas kunnen worden geplaatst. Vgl. ook afb. 15. De invuller uit Q 121 kende drie soorten aambeelden: 1. het aambeeld met twee ronde hoorns; 2. het aambeeld met één ronde en één vierkante hoorn; 3. het aambeeld met één hoorn en een stuikblok. Ook andere respondenten vermeldden deze drie aambeelden. Vgl. ook afb. 14. In L 382 kende men ook nog een aambeeld dat speciaal gebruikt werd bij het aanbrengen van de kap op vijlbladen. Het bovenvlak van dit aambeeld was van zacht roodkoper vervaardigd. Zie ook het lemma "vijlkap". [N 33, 40; N 33, 49; N 33, 50; S 1; R 14, 8b; L 1a-m; L 1u, 2; L 17, 9; L B1, 201; N 64, 32a-b; N 66, 13a-b; monogr.] II-11
aambeien takken: Mv.  takə (Montzen) Aambeien: bes- of knobbelvormige zwellingen van de aders aan de anus of aan het onderste gedeelte van de endeldarm (aambeien, takken, speen, blikaar(d)s, (vijg)puisten). [N 107 (2001)] III-1-2
aan het communie-examen deelnemen aan het examen voor aangenomen te worden meedoen en lukken: an ət ɛkzāmə vør āgənaomə tə wɛədə metuə ɛn ət løkə (Montzen) Aan het communie-examen deelnemen en slagen, "uitgezet worden"[oesjezats weëde]. [N 96D (1989)] III-3-3
aanbidding van het allerheiligste aanbidding van het allerheiligste: də ābɛ̄noŋ van ət alərheləchste (Montzen) De aanbidding van het Allerheiligste. [N 96B (1989)] III-3-3
aankloppen aankloppen: āklopǝ (Montzen) Het met een hamer bewerken van de onderstukken om een stevig geheel te krijgen. [N 60, 129a] II-10