| 17967 |
(met) het hoofd stoten |
knotsen:
zəx knutsə (Q253p Montzen)
|
Het hoofd stoten (botsen, knotsen). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
| 17675 |
(met) stevige benen |
ferme benen:
fɛrəm bēn (Q253p Montzen)
|
Stevige benen (stompels, gestapeleerd) [N 109 (2001)]
III-1-1
|
| 17863 |
(zich) bukken |
(zich) bukken:
zəx bøkə (Q253p Montzen)
|
Bukken, zich bukken ((zich) buigen) [N 109 (2001)]
III-1-2
|
| 22095 |
<naam> |
namensdag:
namənsdāch (Q253p Montzen),
namensdag vieren:
namənsdāch vīrə (Q253p Montzen)
|
Een naamfeest, naamdag [vernamsdaag, nametsdaag]. [N 96C (1989)] || Het gelukwensen en een geschenk aanbieden op verjaardag/naamfeest [bestèke]. [N 96C (1989)]
III-3-2
|
| 24077 |
aalmoezenier |
aumnier (fr.):
ənə omonjē (Q253p Montzen)
|
Een priester die belast is met de zielzorg van een bepaalde klasse of groep van mensen [aalmoezeneer]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
| 31252 |
aambeeld |
amboss:
ambos (Q253p Montzen),
̇ambo.s (Q253p Montzen)
|
Een gietijzeren of stalen blok waarop de smid het smeedwerk uitvoert. Aan één of twee zijden van het aambeeld kan een hoorn zijn bevestigd, een puntig uitsteeksel waarop ijzer kan worden gebogen. De vlakke bovenzijde van het aambeeld, de baan, wordt gebruikt voor het smeedwerk. In de baan zijn soms één of meer gaten aangebracht waarin gereedschap zoals de schroodbeitel en de tas kunnen worden geplaatst. Vgl. ook afb. 15. De invuller uit Q 121 kende drie soorten aambeelden: 1. het aambeeld met twee ronde hoorns; 2. het aambeeld met één ronde en één vierkante hoorn; 3. het aambeeld met één hoorn en een stuikblok. Ook andere respondenten vermeldden deze drie aambeelden. Vgl. ook afb. 14. In L 382 kende men ook nog een aambeeld dat speciaal gebruikt werd bij het aanbrengen van de kap op vijlbladen. Het bovenvlak van dit aambeeld was van zacht roodkoper vervaardigd. Zie ook het lemma "vijlkap". [N 33, 40; N 33, 49; N 33, 50; S 1; R 14, 8b; L 1a-m; L 1u, 2; L 17, 9; L B1, 201; N 64, 32a-b; N 66, 13a-b; monogr.]
II-11
|
| 18097 |
aambeien |
takken:
Mv.
takə (Q253p Montzen)
|
Aambeien: bes- of knobbelvormige zwellingen van de aders aan de anus of aan het onderste gedeelte van de endeldarm (aambeien, takken, speen, blikaar(d)s, (vijg)puisten). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
| 24015 |
aan het communie-examen deelnemen |
aan het examen voor aangenomen te worden meedoen en lukken:
an ət ɛkzāmə vør āgənaomə tə wɛədə metuə ɛn ət løkə (Q253p Montzen)
|
Aan het communie-examen deelnemen en slagen, "uitgezet worden"[oesjezats weëde]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
| 23661 |
aanbidding van het allerheiligste |
aanbidding van het allerheiligste:
də ābɛ̄noŋ van ət alərheləchste (Q253p Montzen)
|
De aanbidding van het Allerheiligste. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 31039 |
aankloppen |
aankloppen:
āklopǝ (Q253p Montzen)
|
Het met een hamer bewerken van de onderstukken om een stevig geheel te krijgen. [N 60, 129a]
II-10
|