32629 |
kunstmeststrooier |
kunstmestmachine:
[kunstmest]mǝsin (L115p Mook),
kunstmeststrouwer/-strooier:
[kunstmest]strǫi̯ǝr (L115p Mook),
slakkenmachine:
slakǝmǝsin (L115p Mook)
|
Bedoeld wordt de machine waarmee kunstmeststoffen gelijkmatig over het land worden verspreid. Voor het (...)-gedeelte van de betrokken varianten hieronder zie men de lemmata kunstmest en stalmest. [N P, 9; N 11A, 65b]
I-1
|
24880 |
kweek |
puinen:
pø̜i̯nǝ (L115p Mook)
|
Elymus repens (L.) Gould Zeer algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op gras- en bouwland en op akkerranden, dat er grasachtig uitziet met een rechtopstaande aar en donker- tot grijsgroen blad. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 30 tot 120 cm. Het is een lastig kruipend onkruid met veel onderaardse wortelstokken, die wel als veevoeder gebruikt worden. De boer verwijdert het met de eg uit de akker. Deze plant is ook wel bekend onder de oude naam kweekgras of tarwegras (Triticum repens L.). Zie in verband met de vele puin-opgaven de speciale bibliografie onder Goossens 1985; 1987 en 1988, 109-126. [N 11, 71; JG 1a, 1b, 2c; A 27, 24b; A 28, 10; A 29, 6 en 9; A 33, 17; L 34, 52; L 48, 18; Lu 2, 18; Lu 4, 9; S 20; monogr.; add. uit N 11, 70, 72, 80a en 88]
I-5
|
18147 |
lam |
lam:
lam (L115p Mook)
|
Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.]
I-12
|
32822 |
landrol |
ijzeren welboom:
īzǝrǝ [welboom] (L115p Mook),
welboom:
wɛlbǫm (L115p Mook)
|
De vroeger houten, later ijzeren rol om aard-kluiten van geploegd land te breken, de akker vlak te maken, het zaad in de aarde vast te drukken, enz. Zie afb. 81 en 82. [JG 1a + 1b; N 11, 86; N 11A, 183 + 185; N J, 10 add.; N P, 20 add.; A 40, 9; monogr.]
I-2
|
24418 |
langpootmug |
hooiwagen:
heuwagen (L115p Mook)
|
langpootmug [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
18222 |
lap |
lap:
lap (L115p Mook)
|
Lapje leer dat men ter reparatie op een scheur op het schoeisel zet. [N 60, 233g]
II-10
|
18346 |
lap op een schoen |
lap:
lap (L115p Mook)
|
Een lapje leer op de scheur op het schoeisel (huif?) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
30941 |
leerschaar |
leerscheer:
lę̄rsxę̄r (L115p Mook)
|
Een grote, zware schaar om het leer te knippen. De informant van L 163a beschrijft die als een soort getande snoeischaar. [N 60, 41, N 60, 240a]
II-10
|
31136 |
leerwals |
leerwals:
lę̄rwals (L115p Mook)
|
De wals waarmee men het leer voor de reparatie bewerkt. Knöfel I zegt op pag. 288: "Zoolledermachines dienen om het kloppen te vervangen en werken, zooals de naam aanduidt, met zware walsen of rollen. Men is het in vakkringen nog niet geheel eens, wat beter is, walsen of kloppen, maar uit het feit, dat de walsmachines meer en meer ook bij de klein-industrie in gebruik komen, mag wel afgeleid worden, dat men, zoo er bezwaar mocht bestaan, daar met gerustheid overheen stapt. Wie een walsmachine in zijn bezit heeft, is er zeer tevreden mede, omdat het hem een moeilijk werk uit de hand neemt. Trouwens, zij zijn in de grootindustrie algemeen in gebruik. Het leer wordt onder de wals vaster en ook mooier op t oog. [N 60, 241b]
II-10
|
22750 |
lied, liedje |
liedje:
liṭsjə (L115p Mook)
|
liedje [RND]
III-3-2
|