e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mook

Overzicht

Gevonden: 657
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
meester meester: mɛstər (Mook) (school)meester [RND] III-3-1
meid, dienstmeid meid: mɛ̄t (Mook) Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.] I-6
meidoorn meidoorn: -  meiduin (Mook) meidoorn [DC 13 (1945)] III-4-3
meikever meikever: meikèver (Mook), sintjanskever: Additie bij vraag 119: In Mook spreekt men van de St. Jans-kever: eind juni-begin juli (St. JAn 24-6). Is anders dan de meikever. Vliegt graag s avonds boven (sier-)prunus  St. Jans-kever (Mook) meikever [N 83 (1981)] || meikever, algemeen [DC 18 (1950)] III-4-2
melk melk: męlǝk (Mook), room: rōm (Mook), rōǝm (Mook) De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.] I-11
melkboer melkboer: mɛləkbu.ər (Mook) melkboer [RND] III-3-1
melkzeef teemse: tęi̯mzǝ (Mook) Voorwerp waarmee men melk zeeft. Het is een soort vergiet met als bodem een doek. De melk wordt uit de melkemmer via deze melkzeef in de melkbus gegoten. Hierdoor blijven grove verontreinigingen achter. Zie afbeelding 11. [A 18, 11a; L 48, 35.Ia; Lu 2, 35.Ia; Gwn 8, 6; JG 1d; monogr.] I-11
mergkool mergkool: mergkol (Mook) [N 12A (1965)] I-7
mest in de voor doen (mest) in de voor douwen: in dǝ vōr dǫu̯ǝ (Mook), (mest) in de voor smijten: in dǝ vōr smitǝ (Mook) Met een riek of een (gevorkte) stok de gespreide mest die op de "harde voor" ligt, in de pas geploegde voor schuiven of krabben: het werk van de "meststoker". [N P, 14; N 11A, 25; monogr.] I-1
mest laden (mest) laden: lǭi̯ǝ (Mook), een kop derop zetten: ǝnǝ kǫp ˲dǝrop ˲zętǝ (Mook) Mest uit de mestvaalt (vroeger uit de potstal) met een riek op de gereedstaande kar laden. Meestal wordt de karbak zo hoog mogelijk volgetast. [N P, 7; N 11A, 10; JG 1a; monogr.] I-1