21273 |
meester |
meester:
mɛstər (L115p Mook)
|
(school)meester [RND]
III-3-1
|
33337 |
meid, dienstmeid |
meid:
mɛ̄t (L115p Mook)
|
Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.]
I-6
|
24582 |
meidoorn |
meidoorn:
-
meiduin (L115p Mook)
|
meidoorn [DC 13 (1945)]
III-4-3
|
24331 |
meikever |
meikever:
meikèver (L115p Mook),
sintjanskever:
Additie bij vraag 119: In Mook spreekt men van de St. Jans-kever: eind juni-begin juli (St. JAn 24-6). Is anders dan de meikever. Vliegt graag s avonds boven (sier-)prunus
St. Jans-kever (L115p Mook)
|
meikever [N 83 (1981)] || meikever, algemeen [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
34237 |
melk |
melk:
męlǝk (L115p Mook),
room:
rōm (L115p Mook),
rōǝm (L115p Mook)
|
De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.]
I-11
|
21288 |
melkboer |
melkboer:
mɛləkbu.ər (L115p Mook)
|
melkboer [RND]
III-3-1
|
19930 |
melkzeef |
teemse:
tęi̯mzǝ (L115p Mook)
|
Voorwerp waarmee men melk zeeft. Het is een soort vergiet met als bodem een doek. De melk wordt uit de melkemmer via deze melkzeef in de melkbus gegoten. Hierdoor blijven grove verontreinigingen achter. Zie afbeelding 11. [A 18, 11a; L 48, 35.Ia; Lu 2, 35.Ia; Gwn 8, 6; JG 1d; monogr.]
I-11
|
33548 |
mergkool |
mergkool:
mergkol (L115p Mook)
|
[N 12A (1965)]
I-7
|
32595 |
mest in de voor doen |
(mest) in de voor douwen:
in dǝ vōr dǫu̯ǝ (L115p Mook),
(mest) in de voor smijten:
in dǝ vōr smitǝ (L115p Mook)
|
Met een riek of een (gevorkte) stok de gespreide mest die op de "harde voor" ligt, in de pas geploegde voor schuiven of krabben: het werk van de "meststoker". [N P, 14; N 11A, 25; monogr.]
I-1
|
32582 |
mest laden |
(mest) laden:
lǭi̯ǝ (L115p Mook),
een kop derop zetten:
ǝnǝ kǫp ˲dǝrop ˲zętǝ (L115p Mook)
|
Mest uit de mestvaalt (vroeger uit de potstal) met een riek op de gereedstaande kar laden. Meestal wordt de karbak zo hoog mogelijk volgetast. [N P, 7; N 11A, 10; JG 1a; monogr.]
I-1
|