21248 |
schipper |
schipper:
sxipər (L115p Mook)
|
schipper [RND]
III-3-1
|
30812 |
schoenmaker |
schoenmaker:
schoenmaker (L115p Mook),
schoester:
sxustǝr (L115p Mook)
|
In dit lemma zijn zowel de benamingen verwerkt voor "de persoon die schoeisel vervaardigt" als voor "de persoon die schoeisel repareert". [N 60, 216a; N 60, 231a; Wi 2; N 60, 75; monogr.]
II-10
|
30844 |
schoenmakersmes |
schoenmakersmes:
schoenmakersmes (L115p Mook)
|
Het algemene schoenmakersmes dat voor allerlei bewerkingen wordt gebruikt. Men kent lichte en zware schoenmakersmessen. Zie afb. 2. [N 60, 173; N 60, 240b]
II-10
|
19919 |
schoffel |
schoffel:
sxufǝl (L115p Mook)
|
Gereedschap om onkruid af te snijden en om de grond los te maken. Het bestaat uit een soort mes dat met behulp van een lange steel door de grond geschoven wordt. [N 18, 18a en 48; JG 1a, 1b; A 47, 11a; monogr.; add. uit N 15, 6; N 18, 4 en 50; GV, K7]
I-5
|
33302 |
schoffelen, wieden met de schoffel |
schoffelen:
sxufǝlǝ(n) (L115p Mook)
|
Met een schoffel de bovengrond tussen de plant(rijen) van een gewas zodanig bewerken dat de korstige bovenlaag verkruimeld en het onkruid afgestoken wordt. Het woord schoffelen kan niet alleen in absolute zin gebruikt worden, maar laat zich ook verbinden met een object. Dat kan de te bewerken grond zijn (akker, tuin, enz.) maar ook het te verzorgen gewas dat op die grond staat (bijv. de bieten), en ook het onkruid. [N 15, 6; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit A 47, 11a]
I-5
|
22371 |
schommel |
rui:
rui (L115p Mook)
|
Hoe noemt men het hier afgebeelde kinderspeelgoed, bestaande uit een touw dat, aan een balk of een boom tak gebonden, in een bocht naar beneden hangt, waarin kinderen graag heen en weer zweven? [DC 19 (1951)]
III-3-2
|
21277 |
school |
school:
sxol (L115p Mook)
|
school [RND]
III-3-1
|
21286 |
schoolkinderen |
schoolkinderen:
sxulkindər (L115p Mook)
|
schoolkinderen [RND]
III-3-1
|
17637 |
schouder |
schouder:
schouwer (L115p Mook)
|
Hij gaf me een klap op mijn schouder. [DC 17 (1949)]
III-1-1
|