e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mopertingen

Overzicht

Gevonden: 1389
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gele kwikstaart koeheerdje: koejiotšə (Mopertingen) kwikstaart, geel (Motacilla flava flava L.) [Lk 04 (1953)] III-4-1
gele lupine lupinen: lø`pīnǝ (Mopertingen) Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.] I-5
gelijken (op) gelijken: geleeken (Mopertingen) gelijken [ZND 25 (1941)] III-4-4
geloof geloof: he hêt ze gelôf verworren (Mopertingen) Hij heeft zijn geloof verloren. [ZND 23 (1937)] III-3-3
geluk geluk: gelek (Mopertingen) Ge moet hem dat geluk gunnen (hij heeft het verdiend, ge moet hem niet benijden). [ZND 24 (1937)] III-1-4
gemak gemak: ook ZND 23, 076  gemôk (Mopertingen) gemak [ZND 01 (1922)] III-1-4
gemakkelijk gemakkelijk: ook materiaal znd 23, 77  gemêkelek (Mopertingen) gemakkelijk [ZND 01 (1922)] III-1-4
gemaskerd persoon vastelavondman: vestelovetman (Mopertingen) Hoe heet: een gemaskerd persoon? [ZND 31 (1939)] III-3-2
gemeen gemeen: ook materiaal znd 23, 79  gemein (Mopertingen), voyou-etig (< fr.): ook materiaal znd 23, 79  voijouêtig (Mopertingen) gemeen (smerig, slecht) [ZND 01 (1922)] III-1-4
gemeente gemeente: gemeinte (Mopertingen) gemeente [ZND 24 (1937)] III-3-1