e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Moresnet

Overzicht

Gevonden: 622

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aanrecht aanrecht: arīət (Moresnet) de plank waarop het keukengerief wordt gezet [ZND 32 (1939)] III-2-1
aap aap: en aap (Moresnet) Aap. [ZND 32 (1939)] III-3-2
aardappel aardappel: ˙ęǝpǝl (Moresnet), (mv)  ięǝdɛpǝl (Moresnet), crompîre: krō.mpī.r (Moresnet) Solanum tuberosum L. De algemene benaming voor het gewas en het produkt. Voor het lemma Aardappel is, naast de vragenlijsten voor het enkelvoud, ook gebruik gemaakt van opgaven voor het meervoud en voor samenstellingen. Voor vormen als jappel, jarpel, jatappel, ja(r)dappel is geen afzonderlijk type geconstrueerd. Ze zijn ondergebracht bij het type aardappel. Elper is opgevat als een metathesis-vorm van de variant erpel; en zo is ook jalper een metathesis van jarpel, zoals kelver voorkomt naast kervel en zulker naast zurkel. Indien niet uitdrukkelijk aangegeven, is het voor de varianten van de typen crompîre en grompeer niet uit de opgaven zelf op te maken of deze eind- dan wel begin-accent hebben. Volgorde in het type aardappel (V staat voor een klinker): 1. -rdVp- (-rtVp-) 2. -dVp- (tVp-) 3. -rVp- 4. -rp- (-rǝp-) 5. -p-. [N 12, 1-4; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17; L 1, a-m; L 1 u, 120; L B2, 354; L 2, 14; L 32, 4; L 34, 8; L 35, 77; L 43, 8; Lu 1, 17; R 3, 27; S 1; Gwn 9, 1; monogr.; add. uit N 18, 64; N M, 15-18; A 21, 1f] I-5
aarden pot aarden pot: ęjǝdǝ pǫt (Moresnet), baar: bār (Moresnet), stenen pot: štęŋǝ pǫt (Moresnet) Aarden pot, bleekbruin van kleur. Dorren (Valkenburgs Woordenboek) merkt op pag. 15 over de term baar op: ø̄̄Naar de grootte onderscheidt men één-, twee- en drieschildersbaren, wijl ze gemerkt zijn met één, twee of drie schildjes (reliefstempels), met een inhoud van circa 20, 30 en 40 liter.ø̄̄ De driekroonse pot was een verglaasde pot voor het inmaken van zuurkool, braadworst en bonen. De pot was gemerkt met drie kroontjes en had een inhoud van 20 tot 50 liter. Het woordtype driekronenpot duidt waarschijnlijk een vergelijkbare pot aan. Zie hiervoor ook de toelichting bij het lemma ɛstroopvatɛ in wld II.2, pag. 59.' [N 49, 103b; L 1a-m; L 32, 15a; L 32, 15b; R 3, 5; S 1; monogr.] II-8
aars vot: vot (Moresnet) [JG 1a, 1b; N 8, 13, 32.9 en 35] I-9
achterdocht achterdenken: ich houw ge aterdinken (Moresnet), ook materiaal van vr.lijst 32, vr. 44  aterdinken (Moresnet) achterdocht [ZND 01 (1922)] || ik had geen achterdocht (ik vermoedde geen kwaad) [ZND 32 (1939)] III-1-4
achterknie hak: hak (Moresnet), hazesprong: hāzǝšproŋk (Moresnet  [(spronggewricht zoals bij een haas)]  ) Uitstekend achterpootsgewricht van het paard. Een gedeelte van de termen duidt niet de uit- maar de insprong of knieholte aan. Zie afbeelding 2.40. [JG 1a, 1b, 2c; N 8, 32.1, 32.5, 32.9, 32.10, 32.11 en 32.12] I-9
achteruit terug: tryk (Moresnet), terug-u(j): tryk˱ ȳi̯ (Moresnet) Voermansroep om het paard achteruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95l en 96; L B 2, 254; L 36, 81b; monogr.] I-10
achteruittrappen slaan: šlūǝ. (Moresnet) Met één of beide achterpoten achterwaarts trappen. [JG 1a; N 8, 70a en 72] I-9
adamsappel adamsappel: ā:damza.pəl (Moresnet) adamsappel [N 10 (1961)] III-1-1